201500538/1/A1.
Datum uitspraak: 21 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te Capelle aan den IJssel,
2. [appellant sub 2], wonend te Capelle aan den IJssel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2014 in zaken nrs. 14/220 en 14/233 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2013 heeft het college een deel van de De Fallastraat te Capelle aan den IJssel aangewezen als woonerf, onder meer door het plaatsen van borden G5, G6 en A1 uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Bij onderscheiden besluiten van 3 december 2013 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2014 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2015, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden bijgestaan door mr. M.A. de Boer, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door J.G.N. Rasing en mr. P.L. van den Herik, beiden werkzaam bij de gemeente zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: Babw) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere dan de in deze bepalingen genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2. Voor de De Fallastraat geldt een snelheidslimiet van 30 km/h. Tussen partijen is niet in geschil dat de huidige inrichting van de straat niet in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het principe "Duurzaam Veilig", een initiatief van de verschillende Nederlandse overheden om de verkeersveiligheid van het wegverkeer te vergroten, met betrekking tot de ter plaatse geldende snelheidslimiet van 30 km/h.
3. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat door de discrepantie tussen de inrichting van de straat en de geldende snelheidslimiet sprake is van een hiaat in het verkeerssysteem die voor een onveilige situatie zorgt, nu de straat voor de weggebruiker en voor voetgangers in het bijzonder niet herkenbaar is als 30 km/h-weg. Het verkeersbesluit strekt ertoe de verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers te verbeteren. De voorziene verkeersmaatregelen bestaan er uit dat de De Fallastraat wordt aangewezen als woonerf en verkeersdrempels en verkeersborden ter markering van het woonerf in deze straat zullen worden geplaatst.
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201209693/1/A3) komt aan een college van burgemeester en wethouders bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de begrippen 'veiligheid op de weg' en 'bruikbaarheid (van de weg)'. Voorts is het aan dat college om de verschillende belangen die betrokken moeten worden bij het nemen van een dergelijk besluit tegen elkaar af te wegen en om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wvw 1994 vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen. De rechter dient te toetsen of de uitleg die het college van burgemeester en wethouders aan voormelde begrippen heeft gegeven, de grenzen van redelijke wetsuitleg te buiten gaat, of het besluit niet anderszins in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat dat college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het verkeersbesluit niet mocht nemen, omdat het niet zorgvuldig is voorbereid en geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Volgens hen is niet duidelijk waarom juist de De Fallastraat in aanmerking komt voor herinrichting, terwijl er meer straten binnen de gemeente vergelijkbaar zijn met de De Fallastraat en ook niet voldoen aan het principe "Duurzaam Veilig". Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] is niet gebleken dat sprake is van een verkeersonveilige situatie, hetgeen volgens hen ook blijkt uit het door [appellant sub 2] overgelegde rapport van Royal Haskoning van 30 juli 2013. Bovendien heeft het college nut en noodzaak voor het nemen van de verkeersmaatregelen niet aangetoond. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzen er op dat er de afgelopen 15 jaar geen klachten zijn geweest en zich geen ongevallen hebben voorgedaan, hetgeen duidt op een verkeersveilige situatie.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen voorts dat de rechtbank, voor zover sprake is van een situatie die het nemen van verkeersmaatregelen rechtvaardigt, niet heeft onderkend dat uit het rapport van Royal Haskoning blijkt dat de voorziene drempels niet aansluiten bij het beeld dat een woonerf moet uitstralen, te weten die van een verblijfsfunctie. De voorziene drempels benadrukken de verkeersfunctie. Uit het rapport blijkt voorts dat wordt afgevraagd of met de drempels de snelheid in de straat wel voldoende kan worden gereduceerd. Het type drempel dat het college wil aanleggen komt voorts niet voor in de CROW publicatie nr. 172 "Richtlijn verkeersdrempels". Het college heeft nagelaten aan te geven welke effecten verwacht kunnen worden qua trillingen en geluid, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
5.1. Het college heeft zich in het besluit van 11 juni 2013 op het standpunt gesteld dat het gemeentelijk verkeersveiligheidsbeleid onder meer berust op het principe Duurzaam Veilig en dat dit principe uitgaat van een proactieve aanpak van hiaten in het verkeerssysteem, zoals in dit geval waar sprake is van een discrepantie tussen de inrichting van de weg en de snelheidslimiet. Het heeft voorts in beroep nader uiteen gezet dat de aanpak van wegvakken met een erfachtige inrichting zoals de De Fallastraat, gelet op de beperkte financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn, kleinschalig is en bij voorkeur is gekoppeld aan andere werkzaamheden. Binnen de gemeente wordt er naar de (her)inrichting van een straat gekeken op het moment dat er onderhoud gepleegd moeten worden. Om die reden is prioriteit gegeven aan de De Fallastraat, waar sprake was van onderhoudswerkzaamheden.
Het college heeft met het voorgaande voldoende gemotiveerd waarom het een verkeersbesluit met betrekking tot de De Fallastraat heeft genomen. Dat er een discrepantie is tussen de inrichting van de straat en de ter plaatse geldende snelheidslimiet, uitgaande van het principe Duurzaam Veilig, is niet in geschil. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college kan worden gevolgd in het standpunt dat dat onduidelijkheid met zich meebrengt die een gevaarlijke situatie kan veroorzaken. Dat er tot op heden geen ongevallen plaatsgevonden hebben en er geen klachten zouden zijn ingediend brengt, wat daar verder zij, niet met zich dat het college niet in redelijkheid tot het nemen van een verkeersbesluit kon overgaan. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen mag van het college worden verwacht dat het mogelijk gevaar zettende situaties preventief aanpakt. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het ontbreken van een nader onderzoek naar de verkeersveiligheid in de De Fallastraat door bijvoorbeeld snelheidsmetingen evenmin maakt dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat hier sprake is van een onwenselijke situatie uit het oogpunt van verkeersveiligheid die het nemen van verkeersmaatregelen rechtvaardigt. Dat, zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen, niet van een proactieve aanpak blijkt uit andere verkeersbesluiten, maakt wat daar verder van zij niet dat, zoals zij betogen, sprake is van willekeur of strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat, gelet op de beperkte financiële middelen voor de aanpak van situaties als in de De Fallastraat, de herinrichting van dergelijke straten wordt gekoppeld aan andere werkzaamheden en dat de omstandigheid dat sprake was van onderhoudswerkzaamheden aan de De Fallastraat, hetgeen niet in geschil is, ertoe heeft geleid dat aanleiding werd gezien voor het nemen van het verkeersbesluit. Het college heeft er bovendien op gewezen dat in afwachting van de uitspraak in deze zaak wordt gewacht met het mogelijk aanwijzen van andere wegen als woonerf.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de specifieke verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn en welk nut zij dienen. De drempels en de verkeersborden zijn volgens het college bedoeld om voor alle weggebruikers duidelijk te maken welk gedrag wordt verwacht met onder meer als gevolg een lagere rijsnelheid en kortere remafstand. Dat het plaatsen van verkeersdrempels een effectief middel kan zijn om de rijsnelheid te verlagen blijkt, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, eveneens uit het rapport van Royal Haskoning. Het college heeft voorts voldoende gemotiveerd dat alternatieve maatregelen niet mogelijk zijn, gelet op de inrichting van de straat, en de verkeersdrempels de meest geschikte optie zijn.
Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben gewezen op nadelige effecten van de verkeersdrempels, wordt overwogen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat de voorziene drempels een zodanige geluid- en trillingshinder met zich zullen brengen dat het college daarom van deze verkeersmaatregel had moeten afzien. Dit volgt niet uit het rapport van Royal Haskoning, nu hierin slechts wordt opgemerkt dat niet correct aangelegde drempels tot overlast kunnen leiden.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college het verkeersbesluit niet heeft kunnen nemen.
Het betoog faalt.
6. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Slump w.g. Kos
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2015
580.