201410226/1/R3.
Datum uitspraak: 21 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Molenschot, gemeente Gilze en Rijen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft het college het wijzigingsplan "[locatie 2] Gilze" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden], een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2015.
Overwegingen
1. [appellant] voert aan dat kamerverhuur op zijn perceel [locatie 1] te Molenschot ten onrechte door het gemeentebestuur niet wordt toegestaan, terwijl in dit plan kamerverhuur op het perceel [locatie 2] te Gilze wel mogelijk wordt gemaakt.
2. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3. [appellant] woont op een afstand van meer dan vier kilometer van het plangebied. Niet is gebleken dat [appellant] vanaf zijn perceel daar zicht op heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. [appellant] beoogt met zijn beroep te bewerkstelligen dat kamerverhuur ook op zijn perceel wordt toegestaan. Het perceel van [appellant] ligt echter niet in het plangebied. In deze procedure kunnen alleen de beroepsgronden tegen het wijzigingsplan worden beoordeeld. Of het gemeentebestuur in redelijkheid heeft kunnen weigeren kamerverhuur op zijn perceel toe te staan kan in deze procedure daarom niet aan de orde komen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kon [appellant] onder meer aan de orde stellen in de lopende procedure over de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan dat geldt voor zijn perceel.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2015
603.