ECLI:NL:RVS:2015:3207

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
201507074/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor verklaring omtrent gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die een verklaring omtrent het gedrag (VOG) wenste, had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 12 februari 2015 besloten om de VOG niet af te geven, wat door de verzoeker werd aangevochten. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 27 juli 2015, waarin het beroep van de verzoeker werd afgewezen, heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2015 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Godthelp, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Nooteboom. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om een VOG te verlenen een voorlopig karakter heeft en dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak in de bodemprocedure zal moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van de verzoeker bij het verkrijgen van de VOG evident is, maar dat dit belang moet worden afgewogen tegen het algemene belang van de bescherming van kwetsbare personen in een gezagsrelatie.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen, met de opmerking dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 oktober 2015.

Uitspraak

201507074/2/A3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) van 27 juli 2015 in zaak nrs. 15/2971 en 15/2807 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2015 heeft de staatssecretaris de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) aan [verzoeker] geweigerd.
Bij besluit van 13 mei 2015 heeft de staatssecretaris het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 juli 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 september 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.H. Godthelp, advocaat te Alkmaar, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Nooteboom, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe om bij wijze van voorlopige voorziening aan [verzoeker] een VOG te verlenen totdat in de bodemzaak is beslist.
3. Een inhoudelijke beoordeling van de ingenomen standpunten vergt naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich minder leent. Beoordeling van deze standpunten zal derhalve in de bodemprocedure dienen plaats te vinden. Niet op voorhand staat vast dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. In het kader van de afweging van de bij het verzoek betrokken belangen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [verzoeker] bij het kunnen beschikken over een VOG evident is. Daartegenover staat echter het algemene belang van de bescherming van zwakkeren in een gezags- en afhankelijke relatie. In afwachting van de hoofdzaak dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter dit laatste belang zwaarder te wegen. Aan het door [verzoeker] gestelde belang dat hij om zijn baan te kunnen behouden zijn werkgever spoedig de VOG moet kunnen overleggen, wordt in zoverre tegemoet gekomen dat zal worden bevorderd dat de zitting in de bodemprocedure versneld zal worden geagendeerd.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
290.