ECLI:NL:RVS:2015:3207
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor verklaring omtrent gedrag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die een verklaring omtrent het gedrag (VOG) wenste, had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 12 februari 2015 besloten om de VOG niet af te geven, wat door de verzoeker werd aangevochten. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 27 juli 2015, waarin het beroep van de verzoeker werd afgewezen, heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2015 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Godthelp, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Nooteboom. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om een VOG te verlenen een voorlopig karakter heeft en dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak in de bodemprocedure zal moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van de verzoeker bij het verkrijgen van de VOG evident is, maar dat dit belang moet worden afgewogen tegen het algemene belang van de bescherming van kwetsbare personen in een gezagsrelatie.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen, met de opmerking dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 oktober 2015.