ECLI:NL:RVS:2015:3205
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning particuliere beveiligingsorganisatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die woont in [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie of een recherchebureau. Deze aanvraag was op 19 september 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. Het bezwaar dat de verzoeker hiertegen had ingediend, werd op 27 november 2014 ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 7 juli 2015 het beroep van de verzoeker tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard, waarna de verzoeker in hoger beroep ging.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 24 september 2015. De verzoeker stelde dat de staatssecretaris de verlenging van de vergunning niet kon weigeren, nu hij op 26 augustus 2015 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch was vrijgesproken van mishandeling. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid de verlenging had kunnen weigeren, gezien de eerdere veroordeling van de verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat een verdere inhoudelijke beoordeling van de standpunten van de verzoeker in de bodemprocedure moet plaatsvinden, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015 en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2015:3205.