ECLI:NL:RVS:2015:3205

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
201506884/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning particuliere beveiligingsorganisatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, die woont in [woonplaats], had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie of een recherchebureau. Deze aanvraag was op 19 september 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. Het bezwaar dat de verzoeker hiertegen had ingediend, werd op 27 november 2014 ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 7 juli 2015 het beroep van de verzoeker tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard, waarna de verzoeker in hoger beroep ging.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 24 september 2015. De verzoeker stelde dat de staatssecretaris de verlenging van de vergunning niet kon weigeren, nu hij op 26 augustus 2015 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch was vrijgesproken van mishandeling. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid de verlenging had kunnen weigeren, gezien de eerdere veroordeling van de verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat een verdere inhoudelijke beoordeling van de standpunten van de verzoeker in de bodemprocedure moet plaatsvinden, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015 en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2015:3205.

Uitspraak

201506884/2/A3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 juli 2015 in zaak nr. 15/63 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2014 heeft de staatssecretaris de aanvraag van [verzoeker] om de geldigheid van zijn vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie of een recherchebureau te verlengen afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2014 heeft de staatssecretaris het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 september 2015, waar [verzoeker], in persoon, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. V. Chaudron, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe dat het besluit van 27 november 2014 wordt geschorst en dat het [verzoeker] wordt toegestaan te handelen als was aan hem de gevraagde verlenging verleend.
3. [verzoeker] betoogt dat nu hij bij arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 augustus 2015 in hoger beroep is vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling, de staatssecretaris niet langer de gevraagde verlenging kan weigeren.
4. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar de gevraagde verlenging in redelijkheid kunnen weigeren vanwege de veroordeling van [verzoeker] door de politierechter wegens mishandeling. Een verdere inhoudelijke beoordeling van de in hoger beroep ingenomen standpunten vergt echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich minder leent. Beoordeling van deze standpunten zal derhalve in de bodemprocedure dienen plaats te vinden.
5. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
290.