201300751/2/R4.
Datum uitspraak: 11 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Albrandswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Portland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het Waterschap Hollandse Delta een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2013, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Visser, J. de Ruiter en Q. Maas, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord het Waterschap Hollandse Delta, vertegenwoordigd door mr. M. Dijkgraaf en Ing. W.C. Vrijenhoek, beiden werkzaam bij het waterschap.
Bij tussenuitspraak van 4 december 2013 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 26 november 2012 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 24 februari 2014 heeft de raad het besluit van 26 november 2012 gewijzigd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] overwogen dat [appellant sub 2] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de functieaanduiding "sport", ter plaatse van het perceel [locatie 1], zodat zij daartegen geen beroep kan instellen.
Gelet op het overwogene in de tussenuitspraak is het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de functieaanduiding "sport" ter plaatse van het perceel [locatie 1].
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] voorts overwogen dat de raad heeft miskend dat het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" ter plaatse van het perceel [locatie 2] tevens voorziet in de mogelijkheid om een sporthal te realiseren en dat het besluit in zoverre is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
Voorts heeft de Afdeling ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] overwogen dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de plandelen met de dubbelbestemmingen "Waterstaat" en "Waterstaat - Waterkering" en de bestemmingen "Water" en "Groen" gesitueerd ter plaatse van het perceel van [appellant sub 1] aan de [locatie 3] alsmede onmiddellijk ten westen van dit perceel, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb, nu de raad gezien de feitelijke ligging van de watergang niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de dubbelbestemmingen "Waterstaat" en "Waterstaat - Waterkering" ter plaatse van de desbetreffende gronden nodig zijn en dat evenmin inzichtelijk is gemaakt waarom de bestemmingsvlakken van de bestemmingen "Water" en "Groen" niet zijn opgenomen in overeenstemming met de feitelijke situatie.
3. Gelet op het overwogene in de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 2], voor zover ontvankelijk, en [appellant sub 1] gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
4. De raad heeft bij besluit van 24 februari 2014 naar aanleiding van de tussenuitspraak het plan gewijzigd door aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" ter plaatse van het perceel [locatie 2] de aanduiding "sportzaal" toe te voegen en in artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder e, van de planregels te bepalen dat de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "sportzaal" tevens zijn bestemd voor een sport- en/of gymzaal, met dien verstande dat een sporthal is uitgesloten.
Voorts heeft de raad voor de ten westen van het perceel [locatie 3] gesitueerde watergang en de daarbij behorende keurstreken de feitelijke situatie opgenomen, zoals vervat in het voorheen geldende bestemmingsplan "Portland I, herziening Bakkersparksweg e.o. 1e wijziging".
5. Het besluit van 24 februari 2014, waarbij de raad het besluit van 26 november 2012 heeft gewijzigd, is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
[appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben naar aanleiding van dit besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het besluit van 24 februari 2014. De van rechtswege ontstane beroepen tegen het besluit van 24 februari 2014 zijn ongegrond.
6. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Albrandswaard van 26 november 2012 niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en de functieaanduiding "sport" ter plaatse van het perceel [locatie 1];
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], voor zover ontvankelijk, en [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van de gemeente Albrandswaard van 26 november 2012 gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Albrandswaard van 26 november 2012, waarbij het bestemmingsplan "Portland" is vastgesteld, voor zover niet is uitgesloten dat binnen de bestemming "Maatschappelijk" ter plaatse van het perceel [locatie 2] een sporthal mogelijk is, alsmede voor zover de ten westen van het perceel [locatie 3] gesitueerde watergang en de daarbij behorende keurstreken niet in overeenstemming met de feitelijke situatie zijn bestemd;
IV. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Albrandswaard van 24 februari 2014 ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Albrandswaard tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 64,40 (zegge: vierenzestig euro en veertig cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente Albrandswaard aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 115,00 (zegge: honderdvijftien euro) voor [appellant sub 1] en € 115,00 (zegge: honderdvijftien euro) voor [appellant sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015
472.