201400071/3/R2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Groessen, gemeente Duiven,
2. [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), gevestigd te [plaats], onderscheidenlijk wonend te Duiven,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Duiven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2013, kenmerk 13RB050, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellante sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Onder meer de raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2014, waar onder meer [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S.R.J. Geertsen en ing. P.F.B. de Weijer, beiden werkzaam bij de gemeente, en mr. H.M.F.F. Verbeet, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 11 februari 2015, in zaak nr. 201400071/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 28 oktober 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 1 juni 2015, kenmerk 15RB019, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
[appellante sub 1] en [appellant sub 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 1 juni 2015 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
Met toestemming van partijen is een nadere behandeling van de zaak ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Beroep van rechtswege
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep dat tegen het oorspronkelijke besluit is ingediend van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Besluit van 28 oktober 2013
2. Bij tussenuitspraak van 11 februari 2015 heeft de Afdeling in overweging 13.2 overwogen dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom de bestaande keerwanden op de gronden van [appellante sub 1] aan de [locatie 1] te Duiven niet geheel als zodanig zijn bestemd. De Afdeling heeft daarin voorts overwogen dat het besluit van 28 oktober 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de raad heeft beoogd de vergunde keerwanden tot een hoogte van 2,4 meter te bestemmen, terwijl het plan geen keerwanden toestaat met een hoogte van meer dan 2 meter.
Bij tussenuitspraak van 11 februari 2015 heeft de Afdeling in overweging 14.4 voorts overwogen dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom hij het deel van de woning aan de [locatie 2] te Duiven dat door [belanghebbende] wordt bewoond als zodanig heeft bestemd en hoe het belang van [appellant sub 2] daarbij is betrokken.
3. Gelet op de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] gegrond. Het besluit van 28 oktober 2013, kenmerk 13RB050, dient derhalve te worden vernietigd voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van de [locatie 1] te Duiven wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb en voor zover dat ziet op de bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ ter plaatse van de [locatie 2] te Duiven wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
Besluit van 1 juni 2015
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 1 juni 2015 het plan opnieuw, zij het gewijzigd, vastgesteld en daarmee het besluit van 28 oktober 2013 vervangen. In het gewijzigde plan zijn de planregels en de verbeelding gewijzigd om op de [locatie 1] een keerwand met een maximale hoogte van vier meter toe te staan. Ook zijn de
planregels en de verbeelding gewijzigd in die zin dat op de [locatie 2] een twee-aaneengebouwde bedrijfswoning is toegestaan, waarvan één gedeelte gebruikt mag worden als (burger)woning.
De Afdeling merkt het besluit van 1 juni 2015 aan als besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Omdat [appellante sub 1] en [appellant sub 2] belang hebben bij de beoordeling van dit besluit, hebben hun beroepen gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het besluit van 1 juni 2015.
5. [appellante sub 1] heeft naar aanleiding van het besluit van 1 juni 2015 geen zienswijzen ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellante sub 1] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 1 juni 2015 voor zover het betreft de onder 4 genoemde wijzigingen.
Met het besluit van 1 juni 2015 is het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" zoals dat op 28 oktober 2013 was vastgesteld voor het overige niet gewijzigd. Ten aanzien van de beroepsgrond die [appellante sub 1] met betrekking tot het maximale bebouwingsoppervlak heeft aangevoerd tegen het besluit van 28 oktober 2013, welke wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 juni 2015, ziet de Afdeling thans geen aanleiding anders te oordelen dan zij in de tussenuitspraak heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande is het van rechtswege ontstane beroep van [appellante sub 1] ongegrond.
6. [appellant sub 2] heeft naar aanleiding van het besluit van 1 juni 2015 geen zienswijzen ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant sub 2] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 1 juni 2015. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Slotoverweging
7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Duiven van 28 oktober 2013, kenmerk 13RB050, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Duiven van 28 oktober 2013, kenmerk 13RB050, voor zover dat ziet op:
a. het plandeel met de bestemming "Bedrijf" dat ziet op de gronden aan de [locatie 1] te Duiven;
b. de bouwaanduiding ‘twee-aaneen’ ter plaatse van de [locatie 2] te Duiven;
III. verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Duiven van 1 juni 2015, kenmerk 15RB019, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Duiven tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten:
a. aan [appellante sub 1] tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. aan [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] tot een bedrag van € 1.024,10 (zegge: duizendvierentwintig euro en tien cent), waarvan € 980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Duiven vergoedt aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van:
a. € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 1];
b. € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015
343-803.