201506925/2/A1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Excluton B.V. en [verzoekster B], beide gevestigd te Druten,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2015 in zaak nrs. 15/831 en 15/912 in het geding tussen:
1. [partij sub 1A] en [partij sub 1B],
2. [partij sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Druten.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2014 heeft het college een door [partij sub 2] ingediend verzoek om handhavend optreden tegen Excluton en aanverwante bedrijven in verband met het uitvoeren van activiteiten in strijd met het bestemmingsplan buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 24 juli 2014 heeft het college, voor zover hier van belang, een verzoek van [partij sub 1A] en [partij sub 1B] om handhavend optreden tegen het gebruik van het perceel [locatie] te Druten in strijd met het bestemmingsplan door Excluton en [verzoekster B] afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 8 januari 2015 heeft het college het door [partij sub 2] tegen het besluit van 25 juni 2014 en het door [partij sub 1A] en [partij sub 1B] tegen het besluit van 24 juli 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2015 heeft de rechtbank de door [partij sub 2] en door [partij sub 1A] en [partij sub 1B] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 8 januari 2015 dat is gericht aan [partij sub 2] vernietigd en het besluit van 8 januari 2015 dat is gericht aan [partij sub 1A] en [partij sub 1B] vernietigd voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek om handhavend optreden ten aanzien van het gebruik van gronden door Excluton en [verzoekster B] in strijd met het bestemmingsplan. Voorts heeft de rechtbank het college opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van [partij sub 2] en van [partij sub 1A] en [partij sub 1B] wat betreft de afwijzing van het verzoek tot handhaving ten aanzien van het gebruik van gronden door Excluton en [verzoekster B] in strijd met het bestemmingsplan met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.
Tegen deze uitspraak hebben Excluton en [verzoekster B] en [partij sub 1A] en [partij sub 1B] hoger beroep ingesteld.
Excluton en [verzoekster B] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [partij sub 1A] en [partij sub 1B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij afzonderlijke besluiten van 8 september 2015 heeft het college Excluton, [verzoekster B], [belanghebbende] en P.N.O. Pactum B.V. onder oplegging van een dwangsom gelast om de stalling van de voertuigen op het perceel kadastraal bekend als Gemeente Druten, sectie [..], nummer [….] voor 22 oktober 2015 te staken en gestaakt te houden. In de aan Excluton, [belanghebbende] en P.N.O. Pactum gerichte besluiten is hen op straffe van verbeurte van een dwangsom tevens gelast om de opslag van stenen, betonproducten, natuursteen, andere (bouw)materialen, evenals aan het gebruik onttrokken productiemiddelen, containers en sleufsilo's op de percelen kadastraal bekend als Gemeente Druten, sectie [..], nummers [….] en [….], voor 1 januari 2016 te staken en gestaakt te houden, de opslag van de berg stenen, klinkers, opsluitbanden en andere betonproducten op die percelen voor 22 april 2016 te staken en gestaakt te houden en er zorg voor te dragen dat deze berg stenen, klinkers, opsluitbanden en andere betonproducten met ingang van 22 oktober 2015 niet verder meer wordt aangevuld.
[verzoekster B], Excluton, [belanghebbende] en P.N.O. Pactum hebben gronden ingediend tegen de besluiten van 8 september 2015.
Excluton en [verzoekster B] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 september 2015, waar Excluton en [verzoekster B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. H.J.C. Oomen, advocaat te Nijmegen, en [adviseur], en het college, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Ter zitting zijn voorts [partij sub 1A], bijgestaan door [gemachtigde], en [partij sub 2] verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Aanvankelijk hebben Excluton en [verzoekster B] verzocht om een schorsing van de aangevallen uitspraak en in het bijzonder van het deel van het dictum waarin het college is opgedragen om binnen acht weken na verzending van de aangevallen uitspraak opnieuw te beslissen op het door [partij sub 2] tegen het besluit van 25 juni 2014 en het door [partij sub 1A] en [partij sub 1B] tegen het besluit van 24 juli 2014 gemaakte bezwaar. Met het nemen van de besluiten van 8 september 2015 heeft het college echter reeds aan de in het dictum van de aangevallen uitspraak opgenomen opdracht voldaan. De besluiten van 8 september 2015 worden, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van het geding. Excluton en [verzoekster B] hebben ter zitting van de voorzieningenrechter van de Afdeling hun verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om schorsing van de besluiten van 8 september 2015.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Excluton en [verzoekster B] hebben de stelling dat de tenuitvoerlegging van de handhavingsbesluiten zal leiden tot aanzienlijke financiële consequenties en mogelijk onomkeerbare gevolgen voor hun bedrijfsvoering, niet aannemelijk gemaakt. De door hen overlegde berekening van de omvang van de schade die het gevolg zou zijn van het niet meer mogen gebruiken van het terrein door Excluton is niet afgezet tegen de algehele financiële situatie waarin Excluton verkeert. De door Excluton en [verzoekster B] gestelde omstandigheid dat het voldoen aan de opgelegde lasten zal leiden tot meer vrachtwagenbewegingen en daarom tot meer overlast voor de omwonenden, geeft, wat daarvan zij, evenmin aanleiding voor het oordeel dat met het verzoek een spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Aan de wijze waarop Excluton en [verzoekster B] uitvoering geven aan de opgelegde lasten kan geen spoedeisend belang worden ontleend.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Duifhuizen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2015
724.