201500563/1/A3 en 201500563/2/A3
Datum uitspraak: 23 januari 2015 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 8 januari 2015 in zaak nr. C/13/578985/FA RK 14-9703(#) in het geding tussen: [verzoeker] en de burgemeester van Aalsmeer. Openbare zitting gehouden op 23 januari 2015 om 13:30 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter griffier: mr. P. Klein
jurist: mr. Y. Soffner Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te Den Haag, de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.J.G.M. van der Kroft, werkzaam bij de gemeente, en [echtgenote], bijgestaan door mr. J.F.M. Kappé, advocaat te Amstelveen. Bij besluit van 5 januari 2015 heeft de burgemeester aan [verzoeker] een huisverbod opgelegd. Bij uitspraak van 8 januari 2015 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Bij besluit van 9 januari 2015 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd tot 28 januari 2015 (17:15 uur). Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 januari 2015 alsmede, gelet op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth), tegen het besluit van 9 januari 2015. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Beslissing De voorzieningenrechter:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af. Gronden van de beslissing Op 30 december 2014 heeft een incident plaatsgevonden in een horecagelegenheid tussen [verzoeker] en zijn [echtgenote]. Over het verloop hiervan hebben [verzoeker] en zijn echtgenote uiteenlopende verklaringen afgelegd. De melding dat [verzoeker] zijn echtgenote tijdens dit incident zou hebben mishandeld kwam van zijn echtgenote en wordt ondersteund door een verklaring van een getuige. Uit het mutatierapport van 5 januari 2015 blijkt dat agenten hebben geconstateerd dat de echtgenote een plek op haar been heeft. Zij hebben de echtgenote doorgestuurd naar het letselspreekuur bij de GGD. [verzoeker] heeft blijkens het verweerschrift in de echtscheidingsprocedure aangegeven dat de situatie tussen hem en zijn echtgenote nog verder is geëscaleerd en dat de kinderen erg last hebben van spanningen. Gelet hierop en in aanmerking genomen de opmerkingen in het gehanteerde Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld, de politiemutaties, het kinderverhoor en het proces-verbaal van bevindingen van de hulpofficier van justitie van 31 december 2014, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de burgemeester, na afweging van de betrokken belangen, kon besluiten een huisverbod op te leggen. Uit het zorgadvies van 8 januari 2015, welk advies de burgemeester aan zijn besluit tot verlenging van het huisverbod ten grondslag heeft gelegd, blijkt dat het nog niet gelukt is om voldoende hanteerbare veiligheidsafspraken te maken. Nu nog geen reële aanvang met de hulpverlening is gemaakt, terwijl hulpverlening noodzakelijk is, heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat de dreiging van het gevaar als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wth zich voortzet. Voorts is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de situatie inmiddels in relevante mate is gewijzigd. [verzoeker] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment een zo groot belang heeft bij het betreden van de woning eerder dan op 28 januari 2015, dat om deze reden het huisverbod niet langer gerechtvaardigd zou zijn. w.g. Borman w.g. Klein
voorzieningenrechter griffier 176-818.