201406820/2/R2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2014, kenmerk 14-49, heeft de raad het bestemmingsplan "Thorbeckelaan Zuid I" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door drs. V.M. Bouma en drs. T. Wagteveld, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.J. Tunnissen, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 6 mei 2015 in zaak nr. 201406820/1/R2 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 8 juli 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 8 juli 2015, kenmerk 15-51, heeft de raad het bestemmingsplan "Thorbeckelaan Zuid I" gewijzigd vastgesteld.
[appellante] is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het beroep van [appellante] tegen het besluit van 8 juli 2014 richt zich onder meer tegen de gronden van het plangebied waaraan in de verbeelding van het plan de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenementenhal" is toegekend, maar waar in het plan niet tevens in een bouwvlak is voorzien. Zij betoogt onder meer dat in het plan onduidelijk is wat op bedoelde gronden is toegestaan, omdat in artikel 1, lid 1.34, van de planregels het begrip evenementenhal is omschreven als gebouw.
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 8 juli 2014 in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de raad door het gebruik van het woord ‘evenementenhal’ in de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenementenhal" tezamen met de woorden ‘een gebouw dat dient voor’ in de begripsomschrijving van evenementenhal in artikel 1, lid 1.34, van de planregels de beoogde regeling van het gebruik van de gronden waaraan in het plan niet tevens de aanduiding "bouwvlak" is toegekend, op dit punt niet op een voldoende duidelijke wijze in het plan heeft opgenomen.
3. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellante] tegen het besluit van 8 juli 2014 gegrond. Dit besluit dient voor zover het artikel 1, lid 1.34, van de planregels betreft wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
4. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van rechtsoverweging 5.9 alsnog te voorzien in een deugdelijke planregeling wat betreft het gebruik van de gronden buiten de bouwvlakken, waaraan tevens de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenementenhal" is toegekend.
5. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 8 juli 2015 het bestemmingsplan "Thorbeckelaan Zuid I" gewijzigd door de begripsomschrijving van evenementenhal in artikel 1, lid 1.34, van de planregels aan te passen, door daaraan toe te voegen dat een evenementenhal naast een gebouw ook een terrein kan betreffen.
6. Het besluit van 8 juli 2015 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van dit geding.
7. [appellante] heeft naar aanleiding van het besluit van 8 juli 2015 een zienswijze ingediend. In haar zienswijze stelt [appellante] dat de raad met de wijziging van de begripsomschrijving van evenementenhal in artikel 1, lid 1.34, van de planregels heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellante] zich met het besluit van 8 juli 2015 kan verenigen. Gelet hierop moet het van rechtswege ontstane beroep van [appellante] tegen het besluit van 8 juli 2015 geacht worden te zijn ingetrokken.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 8 juli 2014, kenmerk 14-49, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Barneveld van 8 juli 2014, kenmerk 14-49, voor zover het artikel 1, lid 1.34, van de planregels betreft;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Barneveld tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Barneveld aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Plambeck
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
159.