ECLI:NL:RVS:2015:3087

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
201503732/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanwijzing van locaties voor ondergrondse restafvalcontainers in Den Haag

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 21 april 2015 een plaatsingsplan vastgesteld voor ondergrondse restafvalcontainers (ORAC's) in de wijk Eykenduynen. De appellant, wonend in de nabijheid van de aangewezen locatie, betwistte de redelijkheid van de keuze voor locatie 83-13C, gelegen in de Okkernootstraat. Hij voerde aan dat de plaatsing van de containers de doorstroming van het verkeer zou belemmeren, parkeerplaatsen zou doen vervallen en dat de containers te dicht bij zijn woning zouden komen te staan.

De Afdeling heeft de argumenten van de appellant tegen het besluit van het college beoordeeld. Het college had bij de vaststelling van het plaatsingsplan randvoorwaarden gehanteerd, zoals maximale loopafstanden en minimale afstanden tot gevels. De Afdeling concludeerde dat de locatie 83-13C voldeed aan deze randvoorwaarden en dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om aan te nemen dat het college niet in redelijkheid tot deze keuze had kunnen komen. De Afdeling oordeelde dat de Okkernootstraat geen wijkontsluitingsweg was en dat de parkeerdruk in de wijk niet boven de norm zou stijgen.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep van de appellant ongegrond en bevestigde het besluit van het college. De uitspraak benadrukt het belang van de afweging van belangen bij de plaatsing van openbare voorzieningen en de rol van de gemeente in het maken van dergelijke besluiten.

Uitspraak

201503732/1/A4.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2015 heeft het college het plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Eykenduynen te Den Haag.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Helm en ing. R. van Coevorden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft het college, voor zover hier van belang, de locatie 83-13C aangewezen voor de plaatsing van drie naast elkaar gelegen ORAC's. Deze locatie is gesitueerd in de Okkernootstraat, ter hoogte van de percelen nummers 18 en 20. De woning van [appellant] is gelegen aan de [locatie], op korte afstand van de locatie 83-13C.
2. Het college heeft bij de vaststelling van het plaatsingsplan de randvoorwaarden bij het vinden van geschikte locaties voor ondergrondse containers, neergelegd in zijn voorstel ondergrondse inzamelcontainers voor restafval, kenmerk RIS 160943 (hierna: de randvoorwaarden), gehanteerd. De randvoorwaarden houden in:
- Loopafstand: de maximale loopafstand van de huisdeur tot de container mag ingevolge de regelgeving maximaal 75 m bedragen, waarbij onder bijzondere omstandigheden een uitloop naar maximaal 125 m is toegestaan.
- Parkeren: het aantal te vervallen parkeerplaatsen wordt tot een minimum beperkt.
- Bomen: zo min mogelijk kappen of verplaatsen van bomen.
- Ondergrondse infrastructuur: zo min mogelijk omleggen van reeds aanwezige kabels, leidingen en riolering (kosten!)
- Overige obstakels: zo min mogelijk verplaatsen van lichtmasten, telefoonzuilen, HTM-masten en bovenleidingen (kosten!)
- Bereikbaarheid leegwagen: de leegwagen moet voldoende ruimte hebben om op te stellen.
- Veiligheid: bij de route van huisdeur naar container moet kruising met hoofdroutes en wijkontsluitingswegen worden vermeden.
Daarnaast hanteert het college een minimale afstand van 1.5 m tussen de ORAC en de gevel.
3. [appellant] betoogt dat het college bij het bestreden besluit niet in redelijkheid locatie 83-13C heeft kunnen aanwijzen voor het plaatsen van ORAC's. Daartoe voert hij het volgende aan. De Okkernootstraat is een wijkontsluitingsweg; bij het legen van de ORAC's zal de doorstroming van het verkeer, waaronder hulpdiensten, ernstig worden belemmerd. Er gaan parkeerplaatsen verloren waardoor de parkeerdruk zal toenemen. De ORAC's komen bij het legen binnen de door het college gehanteerde minimale afstand tot de gevel, waardoor het bij wind mogelijk is dat de gevels worden geraakt. Een locatie aan de Kerklaan is om die reden ongeschikt verklaard. De ORAC's zijn precies voor het slaapkamerraam en keukenraam van zijn parterrewoning voorzien. Er is een alternatieve locatie op de middenberm van de Thorbeckelaan, waar ook al een glas-, papier- en kledingcontainer staat.
3.1. Het college wijst er op dat dat het legen van de ORAC's op werkdagen plaatsvindt tussen 07:00 uur en 22:00 uur en dat dit 5 tot 10 minuten in beslag neemt. De Okkernootstraat is geen wijkontsluitingsweg en geen route voor hulpdiensten. In de Nota van antwoord op de ingebrachte zienswijzen heeft het college voorts toegelicht dat de parkeerdruk op wijkniveau wordt beoordeeld en dat de parkeerdruk in Eykenduynen na de plaatsing van de ORAC's niet zal stijgen boven de norm van 90%, in welk geval niet wordt uitgegaan van een parkeerprobleem. Verder zijn de ORAC's op minimaal 1,5 m afstand van de gevels geplaatst. De locatie 83-13C heeft een vrije ruimte van 8 m hoogte zonder directe obstakels die het ledigen van de ORAC's belemmeren. De locatie in de Kerklaan heeft daarentegen geen vrije ruimte rondom de ORAC's. Naar aanleiding van de zienswijze zijn de ORAC's deels verplaatst naar de blinde muur in de Okkernootstraat ter hoogte van de bergingen/garageboxen. Een verdere verplaatsing is niet mogelijk vanwege de aanwezigheid van ondergrondse infrastructuur. Verder is de alternatieve locatie in de middenberm van de Thorbeckelaan uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet geschikt omdat daar een doorgaande drukke verkeersroute zonder zebrapad of andere voorziening moet worden overgestoken. De alternatieve locatie voldoet op dat punt niet aan de randvoorwaarden, aldus het college.
3.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Afdeling vast dat de Okkernootstraat geen wijkonstluitingsweg is. Voor het overige heeft [appellant] het bovenstaande onder 3.1. niet weersproken. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van hetgeen het college naar voren heeft gebracht te twijfelen. Verder is onweersproken dat de locatie 83-13C voldoet aan de randvoorwaarden.
Voor zover [appellant] ter zitting heeft betoogd dat een alternatieve locatie ter hoogte van de Okkerstraat 2 meer geschikt is, heeft het college onweersproken gesteld dat die locatie niet voldoet aan de in de randvoorwaarden neergelegde maximale loopafstand.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college de locatie 83-13C niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen voor de plaatsing van ORAC's.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
190-720.