ECLI:NL:RVS:2015:3075

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
201505392/1/R1 en 201505392/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan Trade Port Noord Klaver 1 Oost en verzoek om voorlopige voorziening

Op 29 april 2015 heeft de raad van de gemeente Venlo het bestemmingsplan "Trade Port Noord Klaver 1 Oost" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 augustus 2015 de zaak behandeld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.P.G. Hendrix en mr. R.S. Hoekstra, betoogde dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de uitbreiding van het bedrijventerrein invloed heeft op zijn eigendommen en de dassenroute. De raad voerde aan dat appellant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zijn gronden te ver van de uitbreiding liggen en zijn belangen slechts indirect zijn betrokken bij het besluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afstand van ongeveer 1350 meter te groot is om een rechtstreeks belang aan te nemen. Appellant heeft geen feiten aangedragen die zijn stelling onderbouwen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan op 23 september 2015.

Uitspraak

201505392/1/R1 en 201505392/2/R1.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Trade Port Noord Klaver 1 Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft In 't Zand beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft In 't Zand de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 augustus 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.P.G. Hendrix en mr. R.S. Hoekstra, beiden werkzaam bij De Lorijn raadgevers o.g., en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken en G.H.P. Meerts, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben na de zitting schriftelijk toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Het onderhavige plan voorziet in een uitbreiding van het bedrijventerrein Trade Port Noord. Dit bedrijventerrein, waarvoor op 31 oktober 2012 het bestemmingsplan "Trade Port Noord" is vastgesteld, bestaat uit meerdere deelgebieden, de zogenoemde "Klavers". Het onderhavige plan voorziet in een uitbreiding ter plaatse van het deelgebied "Klaver 1 oost", gelegen in het noordoosten van het bedrijventerrein. Het onderhavige plan maakt hier een grootschalig distributie- of logistiekcentrum mogelijk, waarmee wordt ingespeeld op de schaalvergroting die sinds 2012 in de logistieke sector heeft plaatsgevonden. De oorspronkelijke omvang van de gronden behorend tot het deelgebied "Klaver 1" sloot niet op deze marktvraag aan. [appellant] heeft twee, thans onbebouwde percelen in eigendom, die ongeveer in het midden van het bedrijventerrein liggen.
3. De raad betoogt dat het verzoek van [appellant] moet worden afgewezen, omdat zijn beroep niet-ontvankelijk is. Daartoe voert de raad aan dat [appellant] niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het onderhavige bestemmingsplan kan worden aangemerkt.
4. [appellant] heeft ter zitting betoogd dat hij wel belanghebbende is. Daartoe voert [appellant] aan dat als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein de dassenroute langs het bedrijventerrein anders komt te liggen. Voorts voert [appellant] aan dat hij een concurrerende aanbieder is van onbebouwde bedrijfsgronden elders op het bedrijventerrein. Zonder uitbreiding van het bedrijventerrein, zou het grootschalige distributie- of logistiekcentrum kunnen worden gerealiseerd op gronden die reeds zijn bestemd tot bedrijventerrein en dichter gelegen bij zijn gronden, aldus [appellant]. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij hoopt en verwacht dat in dat geval zijn gronden eerder "aan snee" komen.
4.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken is.
4.2. De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
4.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gronden die [appellant] in eigendom heeft op het onbebouwde bedrijventerrein Trade Port Noord op een afstand van ongeveer 1350 m liggen van de uitbreiding van het bedrijventerrein ten behoeve van het distributie- of logistiekcentrum. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, is deze afstand, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. De omstandigheid dat als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein de dassenroute anders komt te liggen, is in dit verband onvoldoende, nu de dassenroute op zich behouden blijft, verder af komt te liggen van de gronden die [appellant] in eigendom heeft en niet valt in te zien dat die wijziging van invloed is op zijn gronden. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat zijn gronden eerder verkocht of ontwikkeld kunnen worden indien het grootschalige distributie- of logistiekcentrum binnen de bestaande omvang van het bedrijventerrein wordt gerealiseerd, overweegt de voorzieningenrechter dat het niet aannemelijk is dat, indien het onderhavige plan geen doorgang vindt, dit ertoe zou leiden dat een grootschalig distributie- of logistiekcentrum binnen de bestaande omvang van het bedrijventerrein wordt gerealiseerd dichter gelegen bij de percelen van [appellant], gelet op de eigendomsverhoudingen van de betreffende percelen. Verder is het onzeker of, indien het onderhavige plan geen doorgang vindt, zijn gronden dan eerder verkocht of ontwikkeld worden. Daarbij is van belang dat de ligging van het grootschalige distributie- of logistiekcentrum niet zonder meer van invloed op het kunnen verkopen van de gronden van [appellant]. De belangen van [appellant] zijn in zoverre slechts op indirecte wijze bij het bestreden besluit betrokken, zodat geen rechtstreeks belang bij het bestreden besluit bestaat. Gelet op het vorenstaande is [appellant] geen belanghebbende bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en kan hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep instellen, zodat het beroep - zoals de raad terecht heeft aangevoerd - niet-ontvankelijk is.
5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Ettekoven
voorzieningenrechter De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
418.