ECLI:NL:RVS:2015:3029

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
201400391/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Spoorzone - Middengebied' en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van appellanten

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Spoorzone - Middengebied' dat op 1 oktober 2013 door de raad van de gemeente Deurne is vastgesteld. Appellanten, waaronder [appellant sub 1] en [appellante sub 2A], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 november 2014 ter zitting behandeld. In een tussenuitspraak van 25 februari 2015 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken de gebreken in het besluit te herstellen. De raad heeft op 21 april 2015 een gewijzigd besluit genomen, maar dit voldeed niet volledig aan de eisen die in de tussenuitspraak waren gesteld. De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van 1 oktober 2013 op onderdelen vernietigd moet worden, met name met betrekking tot de bestemming 'Wonen - 2' en de bijbehorende planregels. De Afdeling heeft vastgesteld dat de motivering van de raad onvoldoende was om te waarborgen dat de bedrijfsvoering van [appellante sub 2A] niet zou worden belemmerd door de voorziene woningbouw. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken een nieuw plan vast te stellen, waarbij de eerder genoemde gebreken in acht moeten worden genomen. De proceskosten zijn toegewezen aan de appellanten.

Uitspraak

201400391/2/R3.
Datum uitspraak: 30 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Deurne, en anderen,
2. [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Deurne,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoorzone - Middengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2014, waar onder meer [appellant sub 1] en anderen, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B], vertegenwoordigd onderscheidenlijk bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door H. Sonnemans, werkzaam bij de gemeente, V.H.C.H. Snels en mr. A.W.C.M. Jansen, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 februari 2015 in zaak nr. 201400391/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 1 oktober 2013 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 21 april 2015 heeft de raad het besluit van 1 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Spoorzone - Middengebied" gewijzigd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 1 oktober 2013
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat [appellant sub 2B] geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan en dat zich niet de omstandigheid voordoet dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Gelet op overweging 17 van de tussenuitspraak is het beroep van [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] voor zover ingesteld door [appellant sub 2B], niet-ontvankelijk.
2. Verder heeft de Afdeling overwogen dat de motivering van de raad om niet uit te gaan van het ten tijde van de vaststelling geldende gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeren onvoldoende draagkrachtig is en dat dit meebrengt dat evenmin voldoende draagkrachtig is gemotiveerd dat in het plan is gewaarborgd dat voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de voorziene woningbouw op eigen terrein dan wel in het openbaar gebied zullen worden aangelegd. Gelet hierop is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Voorts heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat het standpunt van de raad dat de huidige bedrijfsvoering van [appellante sub 2A] geen aanpassing behoeft, omdat de geconstateerde overschrijdingen van de toegestane geluidsbelasting kunnen worden toegestaan door een hogere geluidsbelasting voor het bedrijf als maatwerkvoorschrift vast te stellen, niet volgt uit artikel 11, lid 11.2, van de planregels en dat de vrees van [appellante sub 2A] dat maatwerkvoorschriften worden vastgesteld die nopen tot aanpassing van haar bedrijfsactiviteiten en daarmee tot een beperking van haar huidige bedrijfsvoering daarom niet ongegrond is. Het standpunt van de raad dat de voorziene woningbouw op de gronden met de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" niet zal leiden tot beperkingen voor [appellante sub 2A] berust niet op een toereikende motivering. Gelet hierop is het plan ook in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Awb.
2.1. Gelet op de overwegingen 12.2, 14, 18.6 en 20 van de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en van [appellante sub 2A] gegrond. Het besluit van 1 oktober 2013 dient te worden vernietigd voor zover het betreft:
a. artikel 8, lid 8.5, onder e, van de planregels;
b. de bestemming "Wonen - 2" met de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" en artikel 11, lid 11.2, van de planregels.
Opdracht
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen de gebreken in het besluit van 1 oktober 2013 te herstellen door:
a. de verwijzing naar de "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2009" in artikel 8, lid 8.5, onder e, van de planregels en de in het plan geboden parkeermogelijkheden deugdelijk te motiveren dan wel het besluit op dit punt te wijzigen;
b. de bestemming "Wonen - 2" met de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" en artikel 11, lid 11.2, van de planregels deugdelijk te motiveren dan wel het besluit op dit punt te wijzigen.
Het besluit van 21 april 2015
4. Bij besluit van 21 april 2015 heeft de raad het besluit van 1 oktober 2013 op onderdelen gewijzigd.
4.1. Met het besluit van 21 april 2015 is niet volledig tegemoet gekomen aan de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] tegen het besluit van 1 oktober 2013. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb hebben de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] tegen het besluit van 1 oktober 2013 van rechtswege mede betrekking op het besluit van 21 april 2015.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat niet duidelijk is op welke wijze het parkeertekort wordt opgevangen. Voor zover dit wordt opgevangen door het dubbelgebruik van het P+R parkeerterrein voeren zij aan dat de raad zich hiervoor ten onrechte op een enkele telling heeft gebaseerd, nu dit niet representatief is. Voor zover vijf extra parkeerplaatsen worden gecreëerd door herverkaveling is volgens [appellant sub 1] en anderen niet duidelijk waar de herverkaveling is aangepast. Verder maakt het verkavelingsplan geen deel uit van het plan, hetgeen ook volgt uit overweging 11.3 van de tussenuitspraak. Volgens [appellant sub 1] en anderen staat niet vast hoeveel parkeerplaatsen op eigen grond zullen worden gerealiseerd. In de planregels had moeten worden gewaarborgd dat bij de voorziene woningen in de eigen parkeerbehoefte dient te worden voorzien, door een concreet aantal te noemen.
Voorts staat de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" volgens [appellant sub 1] en anderen eraan in de weg dat de beoogde woningbouw wordt gerealiseerd. Indien ten gevolge hiervan het maximale aantal toegestane woningen op de gronden buiten deze aanduiding moet worden gerealiseerd, heeft dit gevolgen voor de parkeerbehoefte.
5.1. Ingevolge het nieuwe artikel 8, lid 8.5, onder e, van de planregels mogen de functies als genoemd in lid 8.1, onder a en b, slechts worden uitgeoefend als tenminste wordt voldaan aan de benodigde parkeerplaatsen per functie zoals aangegeven in de onder deze bepaling opgenomen tabel Parkeernormen, met dien verstande dat voor toepassing van de tabel ‘Bijlage 2 Nota parkeernormen 2013’ wordt gehanteerd.
Als bijlage 2 bij de planregels is opgenomen de "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013".
5.2. Blijkens het raadsvoorstel ligt aan het gewijzigd vastgestelde plan onder meer de "Notitie Parkeren Spoorzone middengebied tbv tussenuitspraak RvS Bp Spoorzone middengebied" van stedenbouwkundig bureau Wissing van 2 april 2015 (hierna: de parkeernotitie) ten grondslag. In de parkeernotitie is het plan getoetst aan de Nota parkeernormen 2013. Twee scenario’s zijn doorberekend: scenario A, waarbij het totale plangebied, waaronder de plandelen met de bestemming "Bedrijf", wordt ontwikkeld voor woningbouw, en scenario B, waarbij alleen de plandelen met een woonbestemming worden ontwikkeld. Bij scenario A wordt een parkeertekort van 14 plaatsen verwacht, bij scenario B is er op de totale balans tekort van 6 parkeerplaatsen. De tekorten kunnen worden opgelost door bij de zones 6, 7 en 12 voor een andere verkaveling te kiezen en door het dubbelgebruik van het P+R parkeerterrein. De parkeertellingen zijn als bijlage bij de parkeernotitie gevoegd. Hieruit blijkt dat van meerdere tellingen is uitgegaan. Op welke wijze de herverkaveling moet plaatsvinden, is weergegeven op de kaartjes in de parkeernotitie. Voorts is in het raadsvoorstel met kaartjes weergegeven waar de extra parkeerplaatsen komen. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze de herverkaveling moet plaatsvinden en dat het plan voldoende ruimte biedt voor de benodigde parkeerplaatsen. Geen verplichting bestaat om het verkavelingsplan op te nemen in het plan. Inzichtelijk moet zijn dat de woningen kunnen worden gerealiseerd terwijl aan de Nota parkeren 2013 wordt voldaan. In de parkeernotitie staat dat dit mede door het dubbelgebruik van het P+R parkeerterrein en de herverkaveling mogelijk is. De parkeernotitie laat zien dat er voldoende ruimte is binnen het plangebied om op eigen terrein dan wel in de openbare ruimte te parkeren, mogelijk met het laten vervallen van één woning. [appellant sub 1] en anderen hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. In hetgeen zij hebben aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een planregel diende vast te stellen die ertoe strekt dat bij de voorziene woningen in de eigen parkeerbehoefte dient te worden voorzien. Het betoog faalt.
5.3. Met het betoog dat de beoogde woningbouw vanwege de toegekende aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" niet uitvoerbaar is, hebben [appellant sub 1] en anderen hun beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant sub 1] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen het besluit van 21 april 2015 ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 2A]
7. [appellante sub 2A] betoogt dat met het gewijzigde artikel 11, lid 11.2, van de planregels nog steeds niet is gewaarborgd dat woningbouw op de gronden met de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" niet zal leiden tot een belemmering van haar bedrijfsvoering. Ten onrechte is niet bepaald dat de ruimere geluidgrenswaarden ertoe dienen te strekken dat de bedrijfsvoering niet wordt belemmerd. Zij vreest dat bij maatwerkvoorschriften een onvoldoende hoge geluidbelasting wordt vastgesteld om een belemmering te voorkomen. Dit klemt te meer nu in artikel 11, lid 11.2, onder a, van de planregels niet is opgenomen dat de bedrijfsvoering van [appellante sub 2A] maatgevend is voor de mate waarin de geluidgrenswaarden kunnen worden verruimd. Nu zijn de te bouwen woningen maatgevend, waarbinnen een etmaalwaarde van 35 dB(A) niet mag worden overschreden.
7.1. In het raadsvoorstel, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, staat expliciet dat het nooit de bedoeling is geweest om met de voorziene woningbouw de bedrijfsvoering van [appellante sub 2A]] te belemmeren of tot aanscherping van de maatwerkvoorschriften over te gaan. Gelet hierop heeft de raad artikel 11, lid 11.2, van de planregels gewijzigd.
7.2. Aan de gronden tussen de Fabriekstraat, Leembaan, Steenovenweg en de Laurens Costerstraat is opnieuw de bestemming "Wonen - 2" en deels de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" toegekend.
Ingevolge het nieuwe artikel 11, lid 11.2, van de planregels mogen ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" uitsluitend woningen worden gebouwd, zoals geregeld in Artikel 8 Wonen - 2, nadat het hindergevende bedrijf ter plaatse is beëindigd dan wel nadat voor het hindergevende bedrijf door het bevoegd gezag door middel van één of meer maatwerkvoorschrift(en) ruimere geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en/of het maximaal geluidsniveau LAmax zijn vastgesteld, met dien verstande dat:
a. de door middel van één of meer maatwerkvoorschrift(en) verruimde geluidgrenswaarden er niet toe mogen leiden dat binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van geluidsgevoelige gebouwen, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt overschreden;
b. het (de) in lid 11.2, aanhef en onder a, genoemde maatwerkvoorschrift(en) is (zijn) vastgelegd in een onherroepelijk besluit in het kader van een algemene maatregel van bestuur.
7.3. Met de wijziging van artikel 11, lid 11.2, van de planregels is naar het oordeel van de Afdeling nog steeds niet gewaarborgd dat de voorziene woningbouw op de gronden met de bestemming "Wonen - 2" en de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" niet zal leiden tot beperkingen voor [appellante sub 2A] Niet inzichtelijk is of indien ten behoeve van de realisering van de voorziene woningen door middel van maatwerkvoorschriften verruimde geluidgrenswaarden worden vastgesteld, niet toch ook een aanpassing van de bedrijfsvoering van Weijer Aanhangwagen noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de in artikel 11, lid 11.2, aanhef en onder a, van de planregels vereiste etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) binnen de woningen. Het betoog slaagt.
8. In hetgeen [appellante sub 2A] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 21 april 2015 voor zover het betreft de bestemming "Wonen - 2" met de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" en artikel 11, lid 11.2, van de planregels, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor de vernietigde planonderdelen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Proceskosten
9. De raad dient ten aanzien van de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 1 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Spoorzone - Middengebied" niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [appellant sub 2B];
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 2A] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 1 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Spoorzone - Middengebied" gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 1 oktober 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Spoorzone - Middengebied" voor zover het betreft:
a. artikel 8, lid 8.5, onder e, van de planregels;
b. de bestemming "Wonen - 2" met de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" en artikel 11, lid 11.2, van de planregels;
IV. verklaart het beroep van [appellante sub 2A] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 21 april 2015 gegrond;
V. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deurne van 21 april 2015 voor zover het betreft de bestemming "Wonen - 2" met de aanduiding "milieuzone - hindergevoelige functie" en artikel 11, lid 11.2, van de planregels;
VI. draagt de raad van de gemeente Deurne op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw plan vast te stellen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VII. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen het besluit van 21 april 2015 ongegrond;
VIII. veroordeelt de raad van de gemeente Deurne tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten als volgt:
a. aan [appellant sub 1] en anderen een bedrag van € 1272,94 (zegge: twaalfhonderdtweeënzeventig euro en vierennegentig cent), waarvan € 1225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
b. aan [appellante sub 2A] een bedrag van € 1272,94 (zegge: twaalfhonderdtweeënzeventig euro en vierennegentig cent), waarvan € 1225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de raad van de gemeente Deurne aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht als volgt vergoedt:
a. aan [appellant sub 1] en anderen een bedrag van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
b. aan [appellante sub 2A] een bedrag van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro).
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Vletter
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2015
653.