201500823/2/A2.
Datum beslissing: 14 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 13 september 2015 en tevens op die datum ingekomen bij de Raad van State heeft [verzoeker] verzocht om wraking van onder andere mr. N. Verheij (hierna: staatsraad Verheij) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 201500823/1/A2.
Staatsraad Verheij heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 14 september 2015 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord. Staatsraad Verheij heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 14 september 2015 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.
Overweging
Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.
2. Het verzoek berust - zakelijk weergegeven - op het betoog dat het Nederlandse rechtssysteem onrechtvaardig is in vergelijking met het Poolse rechtssysteem. [verzoeker] voert daartoe aan dat de Nederlandse wet ten onrechte niet toestaat dat griffiers worden gewraakt. Tevens ziet het verzoek van [verzoeker] op wraking van een aantal andere staatsraden dan staatsraad Verheij.
Voorts voert [verzoeker] aan dat de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013 (hierna: de Wrakingsregeling) niet rechtsgeldig is, omdat dit geen wet is en evenmin een koninklijk besluit, en dat zijn zaak ten onrechte is verwezen naar een enkelvoudige kamer. Ook richt hij zich tegen het afwijzen van zijn verzoek de zitting uit te stellen, de afwijzing van zijn verzoek om schorsing, de omstandigheid dat een aantal brieven niet is ondertekend en dat het college van burgemeester en wethouders van Roermond niet ter zitting zal verschijnen.
[verzoeker] voert omtrent het verzoek om wraking van staatsraad Verheij aan dat hij voorheen werkzaam is geweest aan de Universiteit van Maastricht en vanwege die betrekking contact moet hebben gehad met de huidige president van de rechtbank Limburg, welke rechtbank op zijn beroep heeft beslist.
3. De Afdeling stelt voorop dat zij is gebonden aan de Nederlandse wet. Voor zover het verzoek zich richt tegen de griffier en de andere staatsraden overweegt de Afdeling dat het verzoek in zoverre buiten behandeling moet worden gelaten, omdat de wet slechts voorziet in de mogelijkheid dat een partij bij de Afdeling verzoekt om wraking van een staatsraad die een zaak behandelt. De griffier en de andere staatsraden zijn niet belast met de behandeling van de zaak.
4. Wat betreft het betoog dat de Wrakingsregeling niet rechtsgeldig is, overweegt de Afdeling dat de Wrakingsregeling slechts de uitgangspunten weergeeft die die de Afdeling bij de behandeling van een verzoek om wraking hanteert, waarvan onder omstandigheden kan worden afgeweken. De Wrakingsregeling bevat geen verbindende voorschriften en er kunnen geen aanspraken aan worden ontleend.
5. Het betoog dat de zitting ten onrechte niet is uitgesteld, dat een verzoek om schorsing is afgewezen, en dat de zaak naar een enkelvoudige kamer is verwezen ziet op processuele beslissingen. Dergelijke beslissingen staan als zodanig niet ter beoordeling in een wrakingsprocedure. Het instituut van wraking is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de desbetreffende beslissing of beslissingen heeft genomen. Hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd is daartoe onvoldoende.
6. De betogen van [verzoeker] omtrent het niet ondertekenen van brieven en het niet ter zitting verschijnen van het college van burgemeester en wethouders van Roermond, leveren geen feiten of omstandigheden op die het oordeel rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen worden geschaad.
7. De enkele omstandigheid dat staatsraad Verheij werkzaam is geweest aan de Universiteit van Maastricht en vanwege die betrekking wellicht contact heeft gehad met de huidige president van de rechtbank Limburg biedt geen grond voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen worden geschaad.
8. Nu ten aanzien van staatsraad Verheij ook overigens niet is gebleken van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Verhage
voorzitter griffier
655.