ECLI:NL:RVS:2015:3007

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
201505136/2/R3 en 201505139/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplannen voor Bedrijvenpark Laarakker Zuid

Op 14 september 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn ingediend door een appellant, wonend te Haps, tegen de besluiten van de raad van de gemeente Cuijk. Deze besluiten, genomen op 20 april 2015, betroffen de vaststelling van het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Laarakker Zuid" en het bestemmingsplan "Geluidzone Bedrijvenpark Laarakker Zuid". De appellant heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om voorlopige voorzieningen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.

Tijdens de zitting op 4 september 2015 zijn de verzoeken behandeld. De appellant was vertegenwoordigd door mr. W. Krijger en ing. R.E.S.S. Vliex, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, A. Hozee en ir. K. Mensinga. De raad heeft toegelicht dat alle percelen van het bedrijvenpark nog in eigendom van de gemeente zijn en dat er nog geen kavels zijn verkocht of aanvragen voor omgevingsvergunningen zijn ingediend. De vertegenwoordiger van de gemeente heeft toegezegd dat de appellant geïnformeerd zal worden zodra er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er geen reden is om aan te nemen dat er binnen afzienbare tijd een aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend. Daarom zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 september 2015.

Uitspraak

201505136/2/R3 en 201505139/2/R3.
Datum uitspraak: 14 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen:
[appellant A en appellante B], beiden wonend te Haps, gemeente Cuijk (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Cuijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluiten van 20 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Laarakker Zuid" en het bestemmingsplan "Geluidzone Bedrijvenpark Laarakker Zuid" vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht om voor beide besluiten een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 september 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger en ing. R.E.S.S. Vliex, werkzaam bij Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, A. Hozee, werkzaam bij de gemeente, en ir. K. Mensinga, werkzaam bij Antea Group, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Laarakker Zuid" voorziet in de ontwikkeling van een gezoneerd industrieterrein ten zuiden van de Oeffeltseweg in Haps. In het bestemmingsplan "Geluidzone Bedrijvenpark Laarakker Zuid" is de geluidzone rondom het industrieterrein vastgesteld.
2. [appellant] komt op tegen het beide plannen en heeft, teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
3. De raad heeft ter zitting toegelicht dat alle percelen van het bedrijvenpark nog in eigendom van de gemeente zijn. Er zijn nog geen kavels verkocht en geleverd en er zijn ook geen aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend. Er bestaat geen reden om aan te nemen dat binnen afzienbare tijd een aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend. De vertegenwoordiger van de gemeente heeft ter zitting toegezegd dat zodra er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gedaan [appellant] hierover zal worden ingelicht. Voorts heeft hij toegezegd dat indien [appellant] op dat moment een verzoek om een voorlopige voorziening indient de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden afgewacht, alvorens een besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden genomen. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met de verzoeken in zoverre geen spoedeisend belang is gemoeid. Ook anderszins is de voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
4. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Hagen w.g. Brock
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2015
603.