ECLI:NL:RVS:2015:300

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
201409222/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor windturbines in Nijmegen

Op 30 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker en de raad van de gemeente Nijmegen. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Buitengebied Valburg -16 (Windturbines A15)", dat op 1 oktober 2014 door de raad is vastgesteld. De verzoeker, wonend in de gemeente Overbetuwe, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 januari 2015 ter zitting behandeld, waar de verzoeker en vertegenwoordigers van de gemeente Nijmegen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De initiatiefnemer, Stichting Wiek-II, heeft aangegeven dat er binnen enkele maanden een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal worden ingediend. De voorzieningenrechter concludeert dat er een spoedeisend belang is bij het verzoek. Het bestemmingsplan maakt de oprichting van vijf windturbines mogelijk in het uiterste noorden van Nijmegen, nabij de A15. De verzoeker is eigenaar van een perceel waarop een van de windturbines is gepland en is het niet eens met de bestemming die aan zijn perceel is toegekend.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de verzoeker het huidige agrarische gebruik kan voortzetten en dat hij geen harde aanspraak kan maken op de door hem gewenste bestemming. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De overige bezwaren van de verzoeker zijn van privaatrechtelijke aard en kunnen niet leiden tot een vernietiging van het besluit. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201409222/2/R6.
Datum uitspraak: 30 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Overbetuwe,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Valburg -16 (Windturbines A15)" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 januari 2015, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door drs. E.J.M.W. Waterval en J.J.G. Debie, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is ter zitting als partij gehoord de stichting Stichting Wiek-II, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ter zitting is namens de initiatiefnemer, Stichting Wiek-II, verklaard dat binnen enkele maanden een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal worden ingediend. Nu de verwachting is dat voor dat moment geen uitspraak in de bodemzaak zal worden gedaan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat met het verzoek in voldoende mate een spoedeisend belang is gemoeid.
3. Het plan maakt de oprichting van 5 windturbines mogelijk in het uiterste noorden van Nijmegen, ten zuiden van autosnelweg A15. [verzoeker] is eigenaar van het perceel, kadastraal bekend als gemeente Nijmegen, sectie [.], nummer [.], waarop de meest oostelijke windturbine is voorzien.
4. [verzoeker] kan zich niet verenigen met de bestemming "Bedrijf-Windturbine" met functieaanduiding "agrarisch" die het plan onder meer voor zijn perceel voorziet. Volgens hem volgt, zo begrijpt de voorzieningenrechter zijn betoog, uit de uitspraak van de Afdeling van 25 april 1996, zaak nr. R03.92.5333 en uit het verslag van de bezwaarschriftencommissie van 29 januari 1997 inzake de procedure over het structuurplan "Land over de Waal" dat aan het perceel een industriële bestemming moet worden toegekend en dat hij compensatie dient te krijgen in de vorm van grondruil.
5. Vast staat dat [verzoeker] het huidige agrarische gebruik op grond van het plan goeddeels kan voortzetten. Voorts kan naar voorlopig oordeel [verzoeker] aan genoemde documenten geen harde aanspraak ontlenen, dat uitsluitend de door hem gewenste bestemming aan zijn perceel zal worden gegeven. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins met het recht.
Hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, ziet op al dan niet gewenste grondtransacties en derhalve op privaatrechtelijke verhoudingen, en kan niet dan wel onvoldoende worden herleid tot planologische bezwaren met betrekking tot de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Deze bezwaren zullen dan ook naar verwachting niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit in de bodemprocedure. Daarbij komt, dat voor zover de gewraakte windturbine op een deel van zijn perceel wordt gerealiseerd dat uiteraard niet mogelijk is zonder dat daarvoor zijn toestemming is verkregen of daartoe anderszins, bijvoorbeeld op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht, een titel is ontstaan, waarbij in een aanspraak op vergoeding is voorzien. Ook in zijn aan zijn eigendomsrecht ontleende bezwaren bestaat derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Polak w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2015
545-817.