ECLI:NL:RVS:2015:2993

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
201409744/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering openbaarmaking informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 24 oktober 2014 het beroep van [appellant sub 1] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Haren om informatie openbaar te maken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college had op 10 juni 2013 het verzoek van [appellant sub 1] om toezending van de grondexploitatieovereenkomst (GREX) afgewezen, met het argument dat openbaarmaking de economische en financiële belangen van de gemeente zou schaden. Dit besluit werd door het college gehandhaafd na bezwaar van [appellant sub 1]. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen weigeren om de GREX openbaar te maken, omdat de informatie in de GREX inzicht geeft in de onderhandelingsstrategie van de gemeente en openbaarmaking de onderhandelingspositie van de gemeente zou kunnen verzwakken.

Tijdens de zitting op 30 juli 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant sub 1] voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de GREX vertrouwelijk was en dat er geen deugdelijke motivering was voor de weigering van openbaarmaking. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de GREX gegevens bevat die van belang zijn voor de economische en financiële belangen van de gemeente. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de weigering om de GREX openbaar te maken in redelijkheid heeft kunnen handhaven. Het hoger beroep van [appellant sub 1] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201409744/1/A3.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te Haren,
2. het college van burgemeester en wethouders van Haren,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2014 in zaak nr. 13/1207 in het geding tussen:
[appellant sub 1]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2013 heeft het college het verzoek van [appellant sub 1] om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2013 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 1] heeft de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in
artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover het gaat om het document waarop zijn verzoek om informatie ziet.
Het college heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een zienswijze op het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2015, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door F. Kamminga, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. T.D. Polak, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.
2. Bij brief van 22 mei 2013 heeft [appellant sub 1] verzocht om toezending van de grondexploitatieovereenkomst (hierna: GREX), vermeld in de Notitie zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Haren Dilgt Hemmen Essen (Deelgebied 5 en 6) van 7 mei 2013.
Bij het besluit van 10 juni 2013 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de GREX vertrouwelijk is en het openbaar maken ervan de bedrijfsvoering van de gemeente kan schaden. Ook maakt de GREX deel uit van een privaatrechtelijke overeenkomst met marktpartijen. Het belang bij openbaarmaking van de GREX weegt niet op tegen de economische en financiële belangen van de gemeente. Het verzoek om informatie wordt derhalve afgewezen met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob, aldus het college.
Bij het besluit van 29 oktober 2013 heeft het college dit besluit gehandhaafd.
3. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de weigering om de GREX openbaar te maken in redelijkheid heeft kunnen handhaven. De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom gedeelten van de GREX niet openbaar gemaakt kunnen worden. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte de jaarlijkse actualisering van de GREX ten grondslag gelegd aan het oordeel dat openbaarmaking van die GREX ook in de toekomst nog gevolgen kan hebben voor de onderhandelingspositie van de gemeente. Ook is zij voorbijgegaan aan de door hem aangedragen gevallen betreffende de gemeenten Veere, Buren en Oss, waar vergelijkbare informatie wel openbaar is gemaakt. De rechtbank is eveneens voorbijgegaan aan de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2014 in zaak nr. 201304379/3/R2. Verder is de rechtbank ten onrechte niet ingegaan op het door hem gestelde dat de GREX reeds openbaar is, nu deze bekend is bij verschillende contractpartners van de gemeente. Ook heeft het college in feite toestemming verleend de GREX openbaar te maken door deze aan de rekenkamer van de gemeente ter beschikking te stellen, die deze op basis van een overeenkomst heeft verstrekt aan een projectontwikkelaar die getallen moest doorrekenen, terwijl die geen belang had bij de GREX en geen wettelijk geregelde geheimhoudingsplicht kent, aldus [appellant sub 1].
3.1. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van de GREX, overweegt de Afdeling als volgt.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de GREX gegevens bevat met betrekking tot de economische en financiële belangen van de gemeente. De GREX bevat informatie over de verwachte grondopbrengsten en verwervingsprijzen, planontwikkelingskosten, bouwkosten en rentepercentages van de grondexploitatie van Haren Noord in 2012. Deze geeft dan ook inzicht in de onderhandelingsstrategie van de gemeente inzake de verwerving van gronden, nu daaruit kan worden afgeleid hoe zij zich tijdens onderhandelingen opstelt en onder welke voorwaarden zij bereid is om gronden aan te kopen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat derde partijen bij inwilliging van het verzoek om openbaarmaking, hetgeen ertoe leidt dat de gegevens voor een ieder openbaar zijn, hun onderhandelingspositie ten opzichte van de gemeente kunnen afstemmen op de door de gemeente gemaakte kosten- en prijsberaming in verband met de aankoop en de verwerving van gronden. Gelet hierop kan de onderhandelingspositie van de gemeente bij de verwerving en aankoop van gronden ten behoeve van de realisatie van nog te plannen bouwprojecten en nog te sluiten transacties worden verzwakt. Verwezen wordt naar de door de rechtbank vermelde uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2010 in zaak nr. 200904051/1/H3 en die van 3 december 2014 in zaak nr. 201403890/1/A3. Anders dan [appellant sub 1] betoogt, is hierbij van belang dat, zoals het college ter zitting bij de rechtbank heeft toegelicht, ieder jaar de cijfers in de GREX worden geactualiseerd. In het verweerschrift in hoger beroep heeft het college verder toegelicht dat in het document rekenmodellen zijn opgenomen die ook bij toekomstige projecten worden gebruikt.
De rechtbank heeft in het door [appellant sub 1] in beroep aangevoerde voorts terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college geen zwaarder gewicht mocht toekennen aan de economische en financiële belangen van de gemeente dan aan het algemeen belang van openbaarmaking. Hetgeen in de door [appellant sub 1] vermelde uitspraak van 5 februari 2014 is overwogen, leidt niet tot een ander oordeel, nu die uitspraak de vaststelling van een bestemmingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening betreft en daarin geen oordeel wordt gegeven betreffende openbaarmaking voor een ieder op grond van de Wob. Voor zover de gemeenten Veere, Buren en Oss bepaalde exploitatiegegevens openbaar hebben gemaakt, neemt dit niet weg dat het college wat betreft de GREX een eigen afweging op dit punt heeft mogen maken, gezien de daarbij aan de orde zijnde belangen. Dat voorts het college de GREX aan private partijen en de rekenkamer heeft overgelegd en bepaalde (rechts)personen hiervan kennis hebben, maakt niet dat dit document op grond van de Wob reeds voor een ieder openbaar is gemaakt.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het college openbaarmaking van de door [appellant sub 1] verzochte GREX in redelijkheid op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob heeft kunnen weigeren. Gezien de aard en de samenhang van de daarin vervatte gegevens heeft de rechtbank daarbij terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college gedeelten van de GREX openbaar had moeten maken.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat het door hem ingestelde incidenteel hoger beroep is aan te merken als voorwaardelijk incidenteel hoger beroep. Dit voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is ingevolge artikel 8:112, tweede lid, van de Awb komen te vervallen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Mossel, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Van Mossel
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
176-741.