201410657/1/A2.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vennootschap], gevestigd te [plaats], [gemeente],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 november 2014 in zaak nr. 14/4268 in het geding tussen:
de vennootschap
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2014 heeft het college aan de vennootschap medegedeeld dat over het beheerjaar 2013 op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland (hierna: SNL) een bedrag van € 951,06 wordt uitbetaald.
Bij besluit van 24 april 2014 heeft het college het door de vennootschap daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2014 heeft de rechtbank het door de vennootschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vennootschap hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2015, waar de vennootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door [persoon], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Daniëls, werkzaam bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (hierna: Verordening 1974/2006) kan een andere persoon, wanneer het bedrijf van de begunstigde geheel of gedeeltelijk aan die andere persoon wordt overgedragen gedurende de looptijd van een verbintenis die is aangegaan als voorwaarde voor de toekenning van steun, de verbintenis voor de resterende looptijd overnemen. Wordt de verbintenis niet overgenomen, dan moet de begunstigde de ontvangen steun terugbetalen.
Ingevolge artikel 4.1.1.3, eerste lid, van de SNL kan een subsidie agrarisch natuurbeheer worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder beheerjaar die landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
Ingevolge artikel 7.3, tweede lid, kan een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, als hij het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een beheerjaar respectievelijk kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
2. Op 16 november 2009 heeft de maatschap [de vennootschap] en [voorganger vennootschap], de voorganger van de vennootschap, op grond van de SNL, een aanvraag om subsidie ingediend in verband met niet-collectief agrarisch natuurbeheer die mede betrekking heeft op de beheereenheden 1 en 5.
Bij besluit van 31 maart 2010 heeft het college voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2015 subsidie verleend voor niet-collectief agrarisch natuurbeheer op onder meer beheereenheid 1 voor een oppervlakte van 0,18 ha en op beheereenheid 5 voor een oppervlakte van 0,22 ha. Daarbij is vermeld dat, om te voorkomen dat de subsidie wordt ingetrokken, in de subsidieperiode aan de voorwaarden van de SNL moet worden voldaan.
Op 5 april 2013 heeft de vennootschap een elektronische Gecombineerde Opgave 2013 ingediend en daarin, voor zover thans van belang, niet verzocht om uitbetaling van beheereenheid 1 en van een deel - 0,10 ha - van beheereenheid 5.
In de bij het besluit van 30 januari 2014 behorende betaalspecificatie is vermeld dat de subsidieverlening voor beheereenheid 1 geheel en voor beheereenheid 5 gedeeltelijk - voor een oppervlakte van 0,10 ha - wordt ingetrokken. Het college heeft het over de beheerjaren 2011 tot en met 2013 voor deze beheereenheden verleende subsidiebedrag van in totaal € 885,11 in mindering gebracht op het over het beheerjaar 2013 uit te betalen subsidiebedrag van € 1.836,17. Het uit te betalen bedrag is derhalve door het college vastgesteld op € 951,06.
3. Aan het besluit van 24 april 2014 heeft het college ten grondslag gelegd dat de vennootschap percelen, waarop beheereenheid 1 en een deel van beheereenheid 5 zijn gelegen, aan de vennootschap onder firma [bedrijf] in gebruik en beheer heeft gegeven, zonder de voorwaarden en verplichtingen die behoren bij de subsidieverlening over te dragen. Nu de vennootschap als begunstigde van de subsidie daarmee zelf uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven beheereenheid 1 in het geheel niet en beheereenheid 5 ten dele niet te hebben beheerd in 2013, is de vennootschap voor deze beheereenheden geen beheerder conform een zakelijk of een persoonlijk recht, aldus het college. Daarmee heeft de vennootschap volgens het college de subsidievoorwaarde van de SNL, dat de vennootschap zes aaneengesloten jaren het gebruiksrecht over de beheereenheden dient te hebben, geschonden. Dit heeft geleid tot het met terugwerkende kracht intrekken van het besluit tot subsidieverlening voor zover het betrekking heeft op beheereenheid 1 en een deel van beheereenheid 5, en het terugvorderen van de reeds uitbetaalde subsidie.
4. De vennootschap betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de aan haar verleende subsidie, voor zover die betrekking heeft op beheereenheid 1 en een deel van beheereenheid 5, terecht heeft ingetrokken en teruggevorderd. Daartoe voert zij aan dat de percelen waarop de in geding zijnde beheereenheden zijn gelegen aan [bedrijf] door middel van een grondgebruikersverklaring in gebruik zijn gegeven, alsook dat zijzelf noch [bedrijf] in het jaar 2013 voor de in geding zijnde beheereenheden een betaalverzoek heeft ingediend. Niettemin heeft zij met [bedrijf] een mondelinge afspraak gemaakt over de nakoming van de beheerverplichtingen onder de SNL. Deze heeft het beheer op de in geding zijnde beheereenheden ook daadwerkelijk uitgevoerd. Dat aan dat beheer door [bedrijf] een mondelinge afspraak en geen schriftelijke verklaring ten grondslag ligt, biedt volgens haar geen grondslag voor het college om de subsidie terug te vorderen. Een mondelinge afspraak komt volgens de vennootschap dezelfde bewijskracht toe als een schriftelijke overeenkomst, te meer nu die afspraak door geen van de betrokken partijen is weersproken.
4.1. De vennootschap is ingevolge artikel 4.1.1.3, eerste lid, van de SNL gehouden om de landbouwgrond waarvoor de SNL-subsidie is verleend gedurende zes aaneengesloten beheerjaren krachtens een zakelijk of persoonlijk recht te beheren. Niet in geschil is dat de percelen met daarop beheereenheid 1 en een deel van beheereenheid 5 in 2013 aan [bedrijf] in gebruik zijn gegeven en de percelen in dat jaar niet door de vennootschap zijn beheerd, zodat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet aan de verplichting van artikel 4.1.1.3, eerste lid, van de SNL is voldaan. Dit leidt ingevolge artikel 44, eerste lid, van Verordening 1974/2006 ertoe dat de reeds betaalde subsidie moet worden teruggevorderd. Dit is anders indien de vennootschap ingevolge die bepaling in verbinding gelezen met artikel 7.3, tweede lid, van de SNL het recht tot beheer en het gebruiksrecht gedurende het tijdvak aan een derde heeft overgedragen, waarbij die derde de verbintenis met de voorwaarden en verplichtingen uit de subsidieverlening die de vennootschap met het college is aangegaan als voorwaarde voor de toekenning van de subsidie, heeft overgenomen.
Vaststaat dat de vennootschap die verbintenis niet door middel van een schriftelijke overeenkomst aan [bedrijf] heeft overgedragen. Daargelaten de vraag of met een mondelinge overeenkomst kan worden volstaan, heeft de vennootschap niet aannemelijk gemaakt dat zij met [bedrijf] mondeling is overeengekomen dat die de voorwaarden en verplichtingen uit de subsidieverlening zou overnemen. Dat het beheer op de percelen daadwerkelijk is uitgevoerd, is in dat verband niet van belang, nu daarmee niet aannemelijk kan worden gemaakt dat [bedrijf] de verplichtingen uit de subsidieverlening heeft overgenomen en zich daarmee ten opzichte van het college heeft verplicht de voorwaarden voor toekenning van steun na te leven. Dat, zoals de vennootschap stelt, tussen partijen niet in geschil is dat zij een mondelinge afspraak hebben gemaakt, is eveneens onvoldoende. Het college heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat het in het kader van controle op de rechtmatige besteding van de SNL-subsidiegelden verantwoording dient af te leggen aan de Audit Dienst Rijk en aan de Europese Commissie, en dat bij onvoldoende verantwoording sancties voor de lidstaat Nederland kunnen volgen. Nu de vennootschap het bestaan van de door haar gestelde mondelinge overeenkomst niet aannemelijk heeft gemaakt, kan het betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij een schriftelijke overeenkomst had moeten sluiten, reeds daarom niet leiden tot het door haar beoogde resultaat.
Voorts is ter zitting aan de orde gekomen dat door het college aan subsidieontvangers ook de mogelijkheid wordt geboden om, ondanks het tijdelijk uit handen geven van het beheer van landbouwgrond aan een derde, toch in aanmerking te blijven komen voor SNL-subsidie. Deze mogelijkheid baat de vennootschap niet, reeds vanwege de omstandigheid dat het college daarbij eveneens vasthoudt aan de eis dat aantoonbaar is vastgelegd door beide partijen dat de derde het beheer overeenkomstig de voorwaarden van de subsidieverlening uitvoert en in het voorgaande reeds is geoordeeld dat aan deze eis van vastlegging niet is voldaan.
De rechtbank heeft aldus terecht geoordeeld dat het college terecht is overgegaan tot intrekking van de subsidieverlening en terugvordering van de uitbetaalde SNL-subsidie voor beheereenheid 1 en een deel van beheereenheid 5.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Rijsdijk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
18-705.