ECLI:NL:RVS:2015:2960

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
201409639/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en terugvordering teveel betaalde voorschotten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2014. De Belastingdienst/Toeslagen had op 5 december 2013 het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 van [appellant] herzien en vastgesteld op nihil. Tevens werd er een bedrag van € 4.308,00 aan teveel betaalde voorschotten teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 september 2015. [appellant] was aanwezig, vertegenwoordigd door twee gemachtigden, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij in 2008 en 2009 kosten had gemaakt voor kinderopvang, omdat hij niet had gereageerd op een verzoek om informatie. Dit oordeel werd door de Afdeling bevestigd.

[appellant] voerde aan dat de gastouderbureaus niet de juiste stukken aan hem hadden verstrekt en dat er een klein verschil was tussen de verstrekte voorschotten en de betalingen aan de gastouder. De Afdeling oordeelde echter dat [appellant] als aanvrager zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van een deugdelijke administratie. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot op nihil mocht stellen, omdat het bedrag aan kosten niet overeenkwam met de daadwerkelijk betaalde kosten.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 september 2015.

Uitspraak

201409639/1/A2.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2014 in zaak nr. 14/2895 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 van [appellant] herzien en gesteld op nihil en een bedrag van € 4.308,00 aan teveel betaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 1 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door [twee gemachtigden] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij de dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder n, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder j, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) in de kosten van kinderopvang verstaan.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, is op deze wet de Awir van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op toeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de toeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1o. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2o. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3o. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 52 geschiedt opvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. Aan het besluit van 1 april 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2008 en 2009 kosten heeft gemaakt voor kinderopvang, aangezien hij niet heeft gereageerd op een verzoek om informatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat op grond van de in beroep overgelegde stukken moet worden aangenomen dat de kinderopvang niet op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko heeft plaatsgevonden.
3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gastouderbureaus [gastouderbureau A] en [gastouderbureau B] niet de juiste stukken aan hem hebben verstrekt. [appellant] was als aanvrager van de kinderopvangtoeslag gehouden zelf een deugdelijke administratie bij te houden. Dat de gastouderbureaus onjuiste stukken hebben verstrekt, betekent derhalve niet dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot niet op nihil mocht stellen.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er een maar een klein verschil bestaat tussen de verstrekte voorschotten kinderopvangtoeslag en de betalingen aan de gastouder en de gastouderbureaus. In dit verband voert hij aan dat de gastouder ook wel eens contant is betaald.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 30 mei 2012 in zaak nr. 201110472/1/A2), volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, dat degene die voor de toeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij kosten van kinderopvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
Uit de jaaropgave die [gastouderbureau B] heeft verstrekt, blijkt dat [appellant] in de periode januari tot en met september 2009 in totaal € 3.348,90 aan kosten voor kinderopvang in rekening is gebracht. [appellant] heeft bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat € 3.167,41 is betaald. In de periode oktober tot en met december 2009 is blijkens de jaaropgave van Gastouderland BV een bedrag van € 1.098,00 voor bij [gastouderbureau A] genoten kinderopvang in rekening gebracht. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat [appellant] in die periode een bedrag van € 1.063,88 heeft betaald. Dat een deel van de kosten contant zou zijn betaald, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Ter staving van die stelling zijn geen kwitanties en bankafschriften van daarmee corresponderende kasgeldopnamen overgelegd.
De rechtbank heeft op grond hiervan terecht geoordeeld dat, nu het bedrag aan kosten dat [appellant] blijkens de jaaropgaven verschuldigd is niet overeenkomt met het bedrag van de daadwerkelijk betaalde kosten, de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag terecht op nihil heeft gesteld.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
17.