ECLI:NL:RVS:2015:2956

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
201506885/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • H. Troostwijk
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 augustus 2015. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, omdat hij van mening is dat de rechtbank ten onrechte de voortzetting van de maatregel niet gerechtvaardigd achtte. De rechtbank had overwogen dat de beroepsgronden van de vreemdeling nieuwe rechtsvragen opwierpen die niet geschikt waren voor behandeling door een enkelvoudige kamer, en dat de zaak daarom naar een meervoudige kamer verwezen moest worden. De staatssecretaris betwist deze overweging en stelt dat de verwijzing op zichzelf geen belang is als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Afdeling heeft ook de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 490,00, met de bepaling dat de rechtbank beslist over de vergoeding van deze kosten. De uitspraak is gedaan op 11 september 2015 door een meervoudige kamer van de Raad van State, met mr. H.G. Lubberdink als voorzitter en mr. H. Troostwijk en mr. N. Verheij als leden.

Uitspraak

201506885/1/V3.
Datum uitspraak: 11 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 augustus 2015 in zaak nr. 15/15172 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2015 is, voor zover thans van belang, aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 31 augustus 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die dag bevolen en bepaald dat het beroep verder ter behandeling dient te worden verwezen naar een meervoudige kamer van de rechtbank. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft overwogen dat in de door de vreemdeling naar voren gebrachte beroepsgronden dusdanig principiële nieuwe rechtsvragen worden opgeworpen dat het beroep ongeschikt is voor een behandeling door de enkelvoudige kamer en dat de zaak derhalve op grond van artikel 8:10, tweede lid, van de Awb dient te worden verwezen naar een meervoudige kamer. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat voortzetting van de maatregel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet meer is gerechtvaardigd, omdat door deze verwijzing de beoordeling van het beroep nog enkele weken zal duren.
1.1. De staatssecretaris klaagt in zijn tweede grief terecht dat de rechtbank in de verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer vanwege de complexiteit daarvan ten onrechte aanleiding heeft gezien de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet meer gerechtvaardigd te achten. Deze verwijzing is op zichzelf geen belang als bedoeld in artikel 94, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De grief slaagt reeds hierom.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb terugwijzen naar de rechtbank om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank moet omtrent de vergoeding van deze kosten beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 augustus 2015 in zaak nr. 15/15172;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Gemert
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2015
347-759.