201505529/2/R6.
Datum uitspraak: 11 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Leeuwarden,
en
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Leeuwarden - Tussen Ee en Vliet" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 september 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door M. Swart en J. van Langen, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord Woningcorporatie Elkien, vertegenwoordigd door J. Bouwhuis en W. ten Haven.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het plan
2. Het plan maakt, voor zover van belang, de herstructurering van het gebied Schieringen-Zuid mogelijk. In dit gebied worden verouderde, vroeg naoorlogse flats met in totaal 234 woningen gesloopt en vervangen door grondgebonden woningen en appartementen. De herstructurering wordt uitgevoerd door Woningcorporatie Elkien, die eigenaar is van de te slopen woningen.
Het geschil
3. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Woongebouw" ter plaatse van de Vuurdoornstraat 30-42 te Leeuwarden. Het plan maakt hier een appartementencomplex mogelijk van vier bouwlagen en aan de oostzijde elf bouwlagen. De maximumbouwhoogte voor het hoogste deel bedraagt 35 m.
[verzoeker] en anderen kunnen zich er niet mee verenigen dat het plan op deze plaats een woontoren van elf verdiepingen mogelijk maakt. Zij wonen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Leeuwarden op een afstand van ongeveer 95 respectievelijk 106 m van de voorziene woontoren. [verzoeker] en anderen vrezen onder meer dat de woontoren schaduwhinder en aantasting van hun privacy zal veroorzaken.
Locatiekeuze en inpassing in omgeving
4. [verzoeker] en anderen voeren aan dat de woontoren niet strookt met het karakter van de omgeving, waarin volgens hen van oorsprong nooit hoogbouw in de architectuur was opgenomen. Daarnaast voeren zij aan dat de raad de woontoren beschouwt als markeringspunt, maar de plaatskeuze voor dat markeringspunt niet heeft onderbouwd. [verzoeker] en anderen stellen verder dat zij een alternatieve locatie voor de woontoren hebben voorgesteld die tegemoet komt aan hun bezwaren. De raad heeft volgens hen echter zonder deugdelijke motivering toch voor de locatie uit het ontwerpplan gekozen.
4.1. De raad heeft zijn stedenbouwkundige keuzes bij de herstructurering van Schieringen-Zuid toegelicht in de plantoelichting en in de reactie op de zienswijzen over het ontwerpplan. Bij de herstructurering van het gebied is ervoor gekozen de bestaande flats te vervangen door voornamelijk laagbouwwoningen. Langs de zuidelijke rand van het gebied worden appartementen gebouwd. Deze gestapelde woningen vormen volgens de raad de stedenbouwkundige afbakening van de wijk. De woontoren van elf bouwlagen is hierin het enige hoge element. Dit gebouw markeert volgens de raad de zuidoosthoek van de vernieuwde wijk en het einde van de Schieringerweg. Door de woontoren in deze hoek te plaatsen, ontstaat volgens de raad bovendien meer ruimte voor groen. Als de woontoren op een meer westelijke locatie wordt gebouwd, komt deze midden in de wijk te staan op een plaats zonder stedenbouwkundige betekenis, aldus de raad. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de woontoren op die plaats bovendien meer schaduwhinder veroorzaakt dan op de in het plan gekozen locatie: er wordt een grotere groep omwonenden getroffen en die omwonenden ondervinden ook overdag schaduwhinder.
4.2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Bij de keuze van een bestemming dient de raad een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
4.3. Het plan voorziet in een herstructurering van het gebied Schieringen-Zuid, waarbij de 234 bestaande woningen worden vervangen door laagbouwwoningen en appartementen. Door dit project verandert het karakter van de omgeving. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad de woontoren in redelijkheid niet passend heeft kunnen achten in de - door de herstructurering gewijzigde - omgeving.
Anders dan [verzoeker] en anderen betogen, heeft de raad de locatiekeuze voor de woontoren als markeringspunt onderbouwd. De raad heeft ook onderbouwd waarom niet is gekozen voor een meer naar het westen gelegen locatie voor de woontoren, zoals door [verzoeker] en anderen in hun zienswijzen over het ontwerpplan was voorgesteld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad de voor- en nadelen van een meer westelijk gelegen locatie in zijn afweging betrokken. De raad heeft daarbij in redelijkheid de voorkeur kunnen geven aan de locatie voor de woontoren zoals die in het plan is neergelegd. De voorzieningenrechter ziet in zoverre dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Aantasting privacy
5. [verzoeker] en anderen vrezen aantasting van hun privacy, omdat er vanuit de woontoren zicht zal zijn in hun tuinen en woningen. De toezegging van de raad dat de woontoren aan de oostzijde slechts enkele kleine ramen krijgt, is volgens hen ten onrechte niet in het plan vastgelegd.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de privacy van [verzoeker] en anderen niet onevenredig zal worden aangetast. De raad wijst allereerst op de afstand van meer dan 90 m tot de woningen van [verzoeker] en anderen. Daarnaast stelt de raad dat in het ontwerp van de woontoren rekening wordt gehouden met de privacy van omwonenden. In de oostelijke gevel van het gebouw komt slechts een beperkt aantal kleine ramen, er worden aan die gevel geen balkons geplaatst en de loggia’s zijn gericht op het zuiden en niet op de woningen aan de Schilkampen. Deze beperkingen zijn volgens de raad ook vastgelegd in de architectonische opgave en in de welstandsrichtlijnen.
5.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich met de hierboven genoemde maatregelen geen onaanvaardbare aantasting van de privacy van [verzoeker] zal voordoen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de beperkingen voor de oostgevel van het gebouw bovendien voldoende verzekerd, nu deze zijn neergelegd in de welstandsrichtlijnen, die gelijktijdig met het plan zijn vastgesteld. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Schaduwwerking
6. [verzoeker] en anderen vrezen schaduwhinder vanwege de woontoren. Zij stellen dat hiernaar geen onderzoek is verricht. De conclusie van de raad dat geen onaanvaardbare schaduwhinder zal ontstaan, is volgens hen alleen op aannames gebaseerd.
6.1. Bij de voorbereiding van het plan is een bezonningsstudie uitgevoerd, die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. In paragraaf 3.14 van de plantoelichting worden de uitkomsten van de bezonningsstudie toegelicht. Het betoog dat geen onderzoek naar schaduwhinder is verricht, mist dan ook feitelijke grondslag.
6.2. De raad heeft uit de bezonningsstudie geconcludeerd dat de woontoren bij de tuinen en woningen aan de Schilkampen schaduw veroorzaakt. Dit gebeurt alleen tussen 21 april en 21 augustus in de avonduren, gedurende maximaal 30 tot 60 minuten. In het onderzoek is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van beplantingen, bijgebouwen en erfafscheidingen bij de woningen aan de Schilkampen. Omdat die objecten zelf ook schaduw veroorzaken, is het effect van de woontoren in werkelijkheid kleiner, aldus de raad. De raad acht de schaduwwerking die de woontoren bij de woningen en tuinen aan de Schilkampen veroorzaakt aanvaardbaar. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Geluid
7. [verzoeker] en anderen vrezen geluidhinder bij hun woningen en betogen dat hiernaar ten onrechte geen onderzoek is verricht.
7.1. [verzoeker] en anderen hebben niet nader toegelicht waarom zij geluidhinder vanwege de woontoren vrezen. De voorzieningenrechter gaat er, gelet op de stukken, van uit dat het geluidhinder door wind en fluittonen betreft. Bij de voorbereiding van het plan is hiernaar onderzoek verricht.
In het rapport "Kwalitatief windonderzoek Schieringen Zuid" van DGMR van 2 maart 2015 zijn de gevolgen van de woontoren voor het windklimaat onderzocht. In het rapport wordt geconcludeerd dat de woontoren geen invloed zal hebben op het windklimaat op de woningen aan de Schilkampen vanwege de afstand tussen deze woningen en de woontoren. Volgens het rapport is over het optreden van fluitgeluiden in dit stadium nog geen uitspraak te doen, omdat dit afhangt van het ontwerp van het gebouw. Volgens de raad zal dit aspect bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de woontoren worden getoetst. De raad acht het echter gezien de overige uitkomsten van het windonderzoek niet waarschijnlijk dat er op dit punt een verhoogd risico is voor de woningen aan de Schilkampen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben [verzoeker] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies van het windonderzoek onjuist zijn. De voorzieningenrechter ziet in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Herhaling zienswijzen
8. [verzoeker] en anderen hebben zich voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [verzoeker] en anderen hebben noch in het verzoekschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook in zoverre bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
w.g. Hagen w.g. Teuben
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2015
483.