ECLI:NL:RVS:2015:2946

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
201404216/2/A3, 201404052/2/A3, 201501655/2/A3, 201501711/2/A3, 201501731/2/A3 en 201503438/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke zaken

Op 3 september 2015 heeft de Raad van State een verzoek tot wraking behandeld dat op 2 augustus 2015 (lees: september) was ingediend door [verzoeker]. Dit verzoek was gericht tegen de staatsraden mr. M. Vlasblom, mr. A. Hammerstein en mr. J.W. van de Gronden, die betrokken waren bij de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken. Het wrakingsverzoek werd ingediend omdat [verzoeker] van mening was dat de staatsraden niet onpartijdig konden oordelen, aangezien zij in een eerdere zaak een document hadden ontvangen zonder toestemming van [verzoeker]. Tijdens de openbare zitting op 3 september 2015 was [verzoeker] niet aanwezig, en de staatsraden maakten geen gebruik van de gelegenheid om gehoord te worden.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om wraking afgewezen. In de overwegingen werd gesteld dat het verzoek niet tijdig was ingediend en dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de onpartijdigheid van de staatsraden in het geding was. De Afdeling benadrukte dat procesbeslissingen van de zittingskamer niet ter beoordeling staan in een wrakingsprocedure, tenzij er sprake is van zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid. Dit was in dit geval niet aangetoond.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Afdeling, met de griffier aanwezig. De uitspraak bevestigde de noodzaak van een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang, maar oordeelde dat de staatsraden in deze situatie niet in hun onpartijdigheid waren geschaad.

Uitspraak

201404216/2/A3, 201404052/2/A3, 201501655/2/A3, 201501711/2/A3, 201501731/2/A3 en 201503438/4/A3.
Datum beslissing: 3 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 2 augustus (lees: september) 2015, ingekomen bij de Raad van State op 3 september 2015, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. M. Vlasblom, mr. A. Hammerstein en mr. J.W. van de Gronden (hierna: de staatsraden) als leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaken nrs. 201404216/1/A3, 201404052/1/A3, 201501655/1/A3, 201501711/1/A3, 201501731/1/A3 en 201503438/1/A3.
De leden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 3 september 2015 ter openbare zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen. De leden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 3 september 2015 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.
Overweging
Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2. [verzoeker] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat uit de brief van 1 september 2015 namens de staatsraden volgt dat een document dat zij heeft overgelegd in zaak nr. 201501655/1/A3 door de burgemeester reeds met toepassing van artikel 8:29 van de Awb is overgelegd, terwijl zij de staatsraden geen toestemming heeft gegeven om van dat document kennis te nemen. Naar zij aanneemt is iets soortgelijks gebeurd in zaak nr. 201501711/1/A3. Door in te stemmen met het verzoek om toepassing van artikel 8:29 en haar niet te vragen om toestemming voor kennisname door de meervoudige kamer en het toevoegen van het desbetreffende document aan de dossiers is zij ernstig en onherstelbaar in haar recht op een eerlijk en onafhankelijk proces geschaad, aldus [verzoeker].
2.1. De kamer belast met de beoordeling van het verzoek om toepassing van artikel 8:29 heeft dat verzoek beoordeeld en toegewezen, doch [verzoeker] bij brief van 2 september 2015 meegedeeld dat zij tot op de zitting toestemming kan geven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, en de staatsraden geen inzage hebben in de desbetreffende stukken als zij die toestemming niet geeft. Uit artikel 8:29, tweede lid, volgt dat bij gebreke van vorenbedoelde toestemming de staatsraden geen uitspraak kunnen doen op de grondslag van de desbetreffende stukken. Het verzoek slaagt in zoverre niet.
2.2. Ook uit hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, daargelaten of dat gelet op artikel 8:16, eerste lid, van de Awb tijdig is gedaan, volgt niet dat er feiten en omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Afwijzingen van verzoeken om de zitting uit te stellen, deze deels achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, verweerders te gelasten processtukken op te sturen en een regiezitting te houden, een beslissing om twee uur in te plannen voor de behandeling van vier zaken, een weigering om in te gaan op klachten over de vertegenwoordiger van verweerders, voor zover van dergelijke beslissingen in dit geval sprake is geweest, en andere door [verzoeker] gestelde omissies, betreffen processuele beslissingen die behoren tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de zittingskamer. Dergelijke processuele beslissingen staan als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling en kunnen slechts leiden tot inwilliging van het wrakingsverzoek, indien deze beslissingen op zich dan wel in samenhang met andere beslissingen bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van vooringenomenheid van de staatsraden die de beslissingen hebben genomen. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Reuveny
voorzitter griffier
622.