ECLI:NL:RVS:2015:2934

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
201402881/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kanaalzicht' en de zorgvuldigheid van de voorbereiding

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Kanaalzicht' dat door de raad van de gemeente Hellevoetsluis op 6 februari 2014 is gewijzigd vastgesteld. Appellanten A en B, beiden wonend te Hellevoetsluis, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 29 oktober 2014, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, en ambtenaren R.J. Wildeman en W. van den Worm. In een tussenuitspraak van 25 februari 2015 heeft de Raad de raad opgedragen om binnen 16 weken het gebrek in het besluit van 6 februari 2014 te herstellen. De raad heeft vervolgens op 4 juni 2015 een gewijzigd besluit genomen, maar appellanten hebben geen zienswijze ingediend. De Raad van State heeft geoordeeld dat het beroep tegen het besluit van 6 februari 2014 gegrond is, en heeft dit besluit vernietigd voor het plandeel met de bestemming 'Wonen - 1' op het perceel Kanaalweg Oostzijde 12. Het beroep tegen het besluit van 4 juni 2015 is ongegrond verklaard, en de raad is gelast om het griffierecht aan appellanten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2015.

Uitspraak

201402881/3/R4.
Datum uitspraak: 16 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Hellevoetsluis,
en
de raad van de gemeente Hellevoetsluis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Kanaalzicht" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2014, waar [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, en R.J. Wildeman en W. van den Worm, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 februari 2015, zaak nr. 201402881/1/R4 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 6 februari 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 4 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kanaalzicht" gewijzigd vastgesteld.
[appellant A] en [appellant B] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 4 juni 2015 naar voren te brengen.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in overweging 11.3 van de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 6 februari 2014 niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de raad zich op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en hij voorts onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van het nemen van voornoemd besluit beschikte over voldoende gegevens om een goede afweging te kunnen maken ten aanzien van de bestaande bebouwing buiten het bouwvlak op het perceel Kanaalweg Oostzijde 12 te Hellevoetsluis.
Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending hiervan met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 11.3 het besluit van 6 februari 2014 te herstellen door toereikend te motiveren dat de in het plan opgenomen mogelijkheden voor het buiten het bouwvlak bouwen en de toegestane bouwhoogte voor bijgebouwen op het perceel Kanaalweg Oostzijde 12 ruimtelijk aanvaardbaar zijn, dan wel een andere planregeling vast te stellen voor het plandeel met de bestemming "Wonen - 1" voor dit perceel.
1.1. Gelet hierop is het beroep tegen het besluit van 6 februari 2014 gegrond.
2. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 4 juni 2015 het plan gewijzigd vastgesteld.
De verbeelding is gewijzigd vastgesteld in die zin dat binnen de bestemming "Wonen - 1" een gedeelte van het perceel Kanaalweg Oostzijde 12 is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken".
Daarnaast is artikel 14, lid 14.2, onder 14.2.1, sub g, toegevoegd aan de planregels. Hierin staat dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken" de bestaande bijbehorende bouwwerken gehandhaafd mogen blijven.
2.1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, heeft het beroep van [appellant A] en [appellant B] van rechtswege mede betrekking op het besluit van 4 juni 2015.
[appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze ingediend naar aanleiding van het besluit van de raad van 4 juni 2015. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant A] en [appellant B] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 4 juni 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
3. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hellevoetsluis van 6 februari 2014 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hellevoetsluis van 6 februari 2014, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 1" dat ziet op het perceel Kanaalweg Oostzijde 12 te Hellevoetsluis;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hellevoetsluis van 4 juni 2015 ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Hellevoetsluis aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van hun beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, griffier.
w.g. Koeman w.g. Verhoeven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015
690.