ECLI:NL:RVS:2015:2912

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
201405320/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Looveercafé Huissen en beroep tegen wijziging door Cementbouw B.V.

Op 6 februari 2014 heeft de raad van de gemeente Lingewaard het bestemmingsplan "Looveercafé Huissen" vastgesteld. Cementbouw B.V., gevestigd te Heemstede, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De raad heeft op 4 december 2014 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Cementbouw B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 11 augustus 2015. Tijdens de zitting heeft Cementbouw B.V. aangegeven dat de raad grotendeels aan haar beroepsgronden tegemoet is gekomen, waardoor zij haar beroep intrekt, maar verzoekt om proceskostenvergoeding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen bevestigd en geoordeeld dat er geen rechtsonzekerheid bestaat over de bestemmingen in het plangebied. Het beroep tegen het besluit van 4 december 2014 is ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Cementbouw B.V. tot een bedrag van € 980,00 en het griffierecht van € 328,00.

Uitspraak

201405320/1/R2.
Datum uitspraak: 16 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Betonmortelbedrijven Cementbouw B.V. (hierna; Cementbouw B.V.), gevestigd te Heemstede,
appellante,
en
de raad van de gemeente Lingewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Looveercafé Huissen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Cementbouw B.V. beroep ingesteld.
Bij besluit van 4 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Looveercafé Huissen" gewijzigd vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Cementbouw B.V. een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2015, waar Cementbouw B.V., vertegenwoordigd door mr. G.M. Blanken, en de raad, vertegenwoordigd door R.L. Noppen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3. Cementbouw B.V. heeft op 30 juni 2014 beroep ingesteld tegen het vaststellingsbesluit van 6 februari 2014. Naar aanleiding van dit beroep is de raad gebleken dat de door Cementbouw B.V. tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijze niet bij de vaststelling van het plan van 6 februari 2014 is betrokken. Naar aanleiding van de zienswijze en het beroep van Cementbouw B.V. heeft de raad het plan op onderdelen aangepast en op 4 december 2014 een nieuw besluit genomen. Cementbouw B.V. heeft op 26 maart 2015 gereageerd op het besluit van 4 december 2014. Ter zitting heeft Cementbouw B.V. aangegeven dat de raad met het besluit van 4 december 2014 grotendeels aan haar beroepsgronden tegemoet is gekomen, zodat zij deze niet langer handhaaft. Zij verzoekt de Afdeling wel aandacht te besteden aan de door haar gemaakte kosten. De Afdeling begrijpt het bovenstaande zo dat Cementbouw B.V. haar beroep van 30 juni 2014 intrekt met een verzoek om proceskostenveroordeling. Nu de raad gedeeltelijk aan Cementbouw B.V. is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, van de Awb, komt dit verzoek voor inwilliging in aanmerking.
4. Het plan voorziet in de mogelijkheid een horecaboot met terras te realiseren aan het Looveer te Huissen.
5. Ten aanzien van het besluit van 4 december 2014 betoogt Cementbouw B.V. dat in de verbeelding gronden in het plangebied de bestemming "Horeca" hebben gekregen, terwijl de planregels slechts voorzien in regels ten aanzien van de bestemming "Horeca 1 en 2". Deze discrepantie tussen de verbeelding en de planregels, leidt volgens Cementbouw B.V. tot rechtsonzekerheid.
5.1. In het plan van 6 februari 2014 is in de verbeelding de aanduiding "Horeca - 1 en 2" opgenomen, maar waren in de planregels slechts regels opgenomen die zagen op de bestemming "Horeca" en de aanduiding "Horeca van categorie 1 en 2". Naar aanleiding van de zienswijze van Cementbouw B.V. is in de nota van zienswijzen vermeld dat op dit punt een omissie is opgetreden en dat deze zal worden hersteld. In het plan van 4 december 2014 is in de verbeelding de bestemming "Horeca" opgenomen, echter zien de planregels op de bestemming "Horeca - 1 en 2". Gelet op hetgeen is weergegeven in de nota van zienswijzen moet worden geconcludeerd dat het hier een kennelijke verschrijving betreft en dat is beoogd de aanduiding in de verbeelding in overeenstemming te brengen met de planregels. Nu binnen het plangebied slechts één horecabestemming aanwezig is, kan geen onduidelijkheid bestaan over de toepasselijkheid van de planregels op de betreffende gronden. De Afdeling is van oordeel dat zich geen rechtsonzekerheid voordoet. Het betoog faalt.
6. Het beroep tegen het besluit van 4 december 2014 is ongegrond.
7. De raad dient ten aanzien van Cementbouw B.V. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Lingewaard tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Betonmortelbedrijven Cementbouw B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. verstaat dat de raad van de gemeente Lingewaard aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Betonmortelbedrijven Cementbouw B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Kramer w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015
195-532.