201502371/1/R2.
Datum uitspraak: 16 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
appellante,
en
de raad van de gemeente Bronckhorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Correctieve herziening kleine kernen 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door ir. L.E. Brouwer, en de raad, vertegenwoordigd door mr. G.H. Knoef-Vruggink en D.J.A.M. Wolters, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel planologisch kader voor de percelen achter [locatie 1] en [locatie 2] te Halle. Aan deze percelen is de bestemming "Wonen" toegekend zonder bouwmogelijkheden.
3. Ter zitting heeft [appellante] aangegeven de beroepsgrond ten aanzien van het overschrijden van de beslistermijn door de raad in te trekken.
4. [appellante] stelt dat het plan voor haar percelen achter [locatie 1] en [locatie 2] te Halle ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid voor woningbouw. Zij voert hiertoe aan dat in de uitspraak van 5 maart 2014 in zaak nr. 201307593/1/R2 is geoordeeld dat de raad zich ten onrechte op basis van de in 2010 door de gemeente vastgestelde woningbouwlijst op het standpunt heeft gesteld dat geen ruimte meer bestaat voor andere bouwplannen dan op deze lijst staan vermeld. Volgens [appellante] heeft de raad in het onderhavige plan geen inzicht gegeven in de hoeveelheid woningen die reeds gerealiseerd zijn en hoeveel ruimte er thans nog op de woningbouwlijst is voor nieuwe bouwplannen. Volgens [appellante] staan er nog woningen op de woningbouwlijst die reeds voor 1 september 2011 zijn opgeleverd, terwijl op de lijst slechts de woningbouwplannen voor de periode 1 september 2011 tot 1 januari 2025 vermeld zouden moeten staan. Volgens [appellante] is derhalve aannemelijk dat nog ruimte bestaat voor woningbouw en hadden haar woningbouwplannen in het plan moeten worden opgenomen. Voorts voert [appellante] aan dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de regionaal afgesproken marge van 30% extra die elke gemeente mag aanhouden ten opzichte van het maximale aantal toe te voegen woningen. Daarnaast had de raad volgens [appellante] van de lijst kunnen afwijken, analoog aan de principemedewerking die de raad in de kern Kranenburg heeft verleend.
4.1. Volgens de Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, die op 18 oktober 2010 is opgesteld door zeven gemeenten en zes woningcorporaties in de Achterhoek en de provincie Gelderland en op 27 januari 2011 is vastgesteld door de raad (hierna: de woonvisie), moet het aantal woningbouwplannen in de gemeente Bronckhorst in verband met de krimpproblematiek in de periode van 2010 tot 2020 naar beneden worden bijgesteld van ongeveer 1.200 naar 385. In de woonvisie is als maatregel opgenomen dat iedere gemeente ervoor zorgt dat de plancapaciteit en planningslijsten in verband met de afnemende bevolkingsgroei en demografische ontwikkelingen worden verminderd tot een omvang die past bij de gewenste uitbreiding. Voorts is als maatregel opgenomen dat er geen nieuwe principeverzoeken voor woningbouwontwikkeling in behandeling worden genomen die leiden tot extra woningen. Uitzonderingen daarop zijn beargumenteerd toegestaan.
In de plantoelichting is vermeld dat teneinde te kunnen voldoen aan de opgave uit de woonvisie zal moeten worden geschrapt in de bestaande woningbouwplannen, waaronder ook woningbouwplannen die reeds in een geldend bestemmingsplan zijn vastgelegd. Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) heeft op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening medegedeeld dat de bestemmingsplannen nog verder worden aangepast op basis van de beperkte woningbouwmogelijkheden. Daarbij heeft het college een lijst vastgesteld en ter inzage gelegd met woningen, adressen en plannen (met aantallen woningen) die in principe binnen de gemeente in de periode 2010-2020 zullen worden gebouwd. Volgens de plantoelichting is het aantal woningen op die lijst met 457 woningen nog steeds hoger dan de 385 woningen die in de periode 2010-2020 mogen worden gerealiseerd. In de periode 1 januari 2010 tot 1 september 2011 zijn daarvan reeds 77 woningen opgeleverd zodat er nog 380 woningen op de lijst staan. Uitgaande van de regionale afspraak dat binnen de gemeente nog 385 woningen mogen worden gebouwd, minus de 77 reeds opgeleverde woningen, mogen er in de periode 1 september 2011 tot 1 januari 2020 nog maximaal 308 woningen worden gerealiseerd. Dit betekent dat er 72 woningen meer op de lijst staan dan nog in die periode mogen worden gerealiseerd. De gemeente is actief bezig om dit overschot in te perken door het intrekken van niet benutte bouwvergunningen en het schrappen van woningbouwcapaciteit uit bestemmingsplannen. Voorts is in de plantoelichting vermeld dat in regionaal verband in 2013 de looptijd van de Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2020 is verlengd en bijgesteld naar 2010-2025. De raad heeft daarover op 27 juni 2013 een besluit genomen. De periode waarin de gemeente netto 385 woningen mag toevoegen is hiermee eveneens verlengd met 5 jaar tot en met 2025. Reden hiervoor is dat bevolkings- en huishoudensprognoses verder naar beneden zijn bijgesteld en verwacht wordt dat de bevolkings- en huishoudensdaling nog eerder inzet.
4.2. Vast staat dat het perceel niet is opgenomen in de door het college opgestelde woningbouwlijst, hetgeen voor de raad reden was geen bouwvlak te leggen op het perceel van [appellante] Voorts is onbestreden dat in het vorige bestemmingsplan "Abbinkskamp fase 3" het perceel van [appellante] een uit te werken woonbestemming had, maar dat deze locatie niet tot ontwikkeling is gekomen. In het plangebied waren derhalve ook hiervoor geen bouwmogelijkheden en bestonden ter zake geen bestaande rechten. Het streven van de gemeente is erop gericht om de woningbouwplannen onder de 385 woningen te brengen, dit om ruimte te creëren met het oog op probleemsituaties. De raad houdt er rekening mee dat de krimp nog groter zal zijn dan tot nu toe voorzien. De Afdeling is van oordeel dat de raad gelet op de krimpproblematiek in redelijkheid heeft kunnen afzien van het leggen van een bouwvlak op het perceel van [appellante] Dat tussen [appellante] en de gemeente in 2001 een projectontwikkelingsovereenkomst en in 2004 een intentieovereenkomst is gesloten, is een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van het plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad dat in het onderhavige geval gedaan en is voldoende gemotiveerd waarom de raad gelet op de veranderde woningbouwsituatie en de omstandigheid dat zelfs bestaande, niet gebruikte, bouwrechten, worden ingetrokken, in het geval van [appellante] niet van zijn beleid wenst af te wijken. In die zin verschilt de onderhavige zaak dan ook van de door [appellante] aangehaalde uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201307743/1/R2. Over de door [appellante] gemaakte vergelijking met de situatie in Kranenburg wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat aldaar een probleem met de leefbaarheid dreigde te ontstaan, omdat op die locatie een restaurant was afgebrand, hetgeen tot verpaupering leidde. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellante] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Het betoog faalt.
5. [appellante] betoogt voorts dat het van essentieel belang is voor de leefbaarheid van Halle dat er voor doelgroepen als starters en ouderen op de woningmarkt bouwmogelijkheden blijven behouden. Met dit plan worden deze mogelijkheden beperkt, aldus [appellante]
5.1. In de plantoelichting is verwezen naar de Woonvisie 2008, waarin veel aandacht is besteed aan de huisvesting van ouderen en starters. Daarnaast is in de plantoelichting verwezen naar de Woonvisie 2010. Hierin is vermeld dat de wens bestaat nieuwbouwwoningen zoveel mogelijk multifunctioneel te maken. Dat betekent geen specifieke starters- of seniorenwoningen, maar woningen die voor alle huishoudens geschikt of makkelijk geschikt te maken zijn. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van senioren en starters op de woningmarkt bij haar woningbouwbeleid. Het betoog doet aan het vorenoverwogene niet af.
6. Voorts voert [appellante] aan dat uit het rapport naar aanleiding van het milieuzoneringsonderzoek blijkt dat er geen technische belemmering bestaat om woningbouw toe te staan op de percelen van [appellante], mits buiten de zone van 30 m vanaf het door [belanghebbende] geëxploiteerde bedrijf aan de [locatie 2] wordt gebouwd. Ook de melding in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in verband met de vuurwerkverkoop op dat perceel en de volgens het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (hierna: het Vuurwerkbesluit) in acht te nemen veiligheidsafstanden staan volgens [appellante] niet in de weg aan woningbouw op haar percelen. Volgens [appellante] blijft buiten de zone van 30 m nog een strook van 15 m over voor woningbouw.
6.1. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat niet wordt bestreden dat buiten de zone van 30 m vanaf het bedrijf aan de [locatie 2] vanuit een oogpunt van afstandseisen van het vuurwerkbesluit nog een strook van 15 m overblijft voor woningbouw. Deze omstandigheid kan echter niet afdoen aan het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het perceel van [appellante] geen bouwmogelijkheden kunnen worden toegekend. Het betoog faalt reeds hierom.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Kramer w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015
195-532.