ECLI:NL:RVS:2015:2861

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
201503323/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 1 april 2015 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 21 april 2015 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er eerder, op 19 augustus 2013, ook een aanvraag van de vreemdeling was afgewezen. Dit leidde tot een eerdere uitspraak van de Afdeling op 26 augustus 2015, waarin het hoger beroep van de vreemdeling gegrond werd verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris bij een nieuw besluit rekening moet houden met de actuele feiten en omstandigheden. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij het voorliggende hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 augustus 2015, waarbij mr. G. van der Wiel als lid van de enkelvoudige kamer en mr. M.E.E. Wolff als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201503323/1/V2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond (hierna: de rechtbank), van 21 april 2015 in zaken nrs. 15/6802 en 15/6803 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 april 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ambtshalve overweegt de Afdeling het volgende.
1.1. Bij besluit van 19 augustus 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Bij uitspraak van 26 augustus 2015 in zaak nr. 201401196/1/V2 heeft de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij zij het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard, gegrond verklaard en die uitspraak en dat besluit vernietigd. Omdat de staatssecretaris bij het nieuw te nemen besluit moet uitgaan van de feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen, heeft de vreemdeling geen belang bij voorliggend hoger beroep.
2. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Wolff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2015
238.