ECLI:NL:RVS:2015:2859
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 12 september 2014 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 27 november 2014 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 augustus 2015 uitspraak gedaan. De Afdeling overweegt dat er eerder, op 19 augustus 2013, ook een aanvraag van de vreemdeling was afgewezen. In een latere uitspraak van 26 augustus 2015 heeft de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris opnieuw moest beslissen op de aanvraag van de vreemdeling. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij het voorliggende hoger beroep, omdat de staatssecretaris nu moet uitgaan van de actuele feiten en omstandigheden.
De Afdeling concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 augustus 2015.