ECLI:NL:RVS:2015:2843

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
201501386/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen door het CBR

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2014. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had op 14 november 2013 geweigerd om aan [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën B, BE, C, CE, D en DE af te geven. Dit besluit werd door het CBR op 13 mei 2014 in een bezwaarschrift ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 5 augustus 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat een eerder besluit van het CBR van 20 oktober 2011, waarbij zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, onjuist was. De Raad van State oordeelde echter dat dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden, waardoor de juistheid ervan als gegeven moest worden aangenomen. De inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden van [appellant] kon daarom niet plaatsvinden.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 september 2015, en is vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

Uitspraak

201501386/1/A1.
Datum uitspraak: 9 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 december 2014 in zaak nr. 14/3871 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2013 heeft het CBR geweigerd aan [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van categorie B, BE, C, CE, D en DE af te geven.
Bij besluit van 13 mei 2014 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2015, waar het CBR, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kwant, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van het CBR van 20 oktober 2011, waarbij zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, onjuist is. Daartoe wordt overwogen dat dit besluit met de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2012 in zaak nr. 201208714/2/A3 in rechte onaantastbaar is geworden zodat in de onderhavige zaak van de juistheid van dat besluit dient te worden uitgegaan. Aan de inhoudelijke bespreking van zijn hiertegen gerichte beroepsgronden kan derhalve niet worden toegekomen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Van der Spoel
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015
374-712.