ECLI:NL:RVS:2015:2809

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
201401588/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat en de parkeerbehoefte

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat" door de raad van de gemeente Breda. Het bestemmingsplan werd op 19 december 2013 vastgesteld, maar tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld. De raad heeft het bestemmingsplan op 16 oktober 2014 gewijzigd en opnieuw vastgesteld. De appellanten hebben hun zienswijzen ingediend, waarna de raad een aanvullend verweerschrift heeft ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 januari 2015 behandeld. In een tussenuitspraak van 18 maart 2015 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken een gebrek in het besluit te herstellen. De raad heeft dit gedaan door een aanvullend parkeeronderzoek uit te voeren, waaruit bleek dat de parkeerbehoefte kan worden opgevangen door de aanleg van 78 parkeerplaatsen. De appellanten hebben echter betoogd dat de raad niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan en dat de parkeerdrukmeting niet representatief is. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad met het aanvullend onderzoek het gebrek heeft hersteld en dat de rechtsgevolgen van het besluit van 16 oktober 2014 in stand blijven. De beroepen van de appellanten tegen het besluit van 19 december 2013 zijn niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

201401588/3/R3.
Datum uitspraak: 9 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Bavel, gemeente Breda,
2. [appellant sub 2], wonend te Bavel, gemeente Breda,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013, met kenmerk 41538, heeft de raad het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 16 oktober 2014, met kenmerk 42568, heeft de raad het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat-Kloosterstraat" gewijzigd en geheel opnieuw vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hun zienswijze over het besluit van 16 oktober 2014 naar voren gebracht.
De raad heeft naar aanleiding hiervan een aanvullend verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bogor Projectontwikkeling B.V. (hierna: Bogor) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2015, waar [appellanten sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. C.H.M. Verdaas en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. van Zwier, advocaat te Breda, mr. E.P.C. Remijn, C.M.H.A. van Bijsterveld, M.N. de Pooter en M.T.M. Burm, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Bogor verschenen, vertegenwoordigd door mr. L.C.J. Dekkers, advocaat te Alphen aan den Rijn, J. van der Burg, ir. A.E.M. van de Reijt en J.P. Bouter.
Bij tussenuitspraak van 18 maart 2015 in zaak nr. 201401588/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de uitspraak het aldaar omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 15 juni 2015 heeft de raad te kennen gegeven dat het gebrek door nader onderzoek is hersteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht.
De raad, [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2015, waar [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en M.T.M. Burm, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Bogor en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Green Retail House B.V., beide vertegenwoordigd door mr. L.C.J. Dekkers, advocaat te Alphen aan den Rijn, en ir. C. Nab, verschenen.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat zowel met de oude als met de nieuwe parkeerbalans niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Door de verplaatsing van de bestaande supermarkt van het noordelijke naar het zuidelijke bouwvlak komt in het noordelijke bouwvlak winkelruimte vrij die op grond van het plan voor detailhandel kan worden gebruikt. Gelet op de gegevens uit de verkeersprognose van 13 juni 2013 beslaat deze vrijkomende winkelruimte 800 m² bvo en bevat het noordelijke bouwvlak voorts 150 m² bvo aan nieuwe winkelruimte. In de parkeerbalansen is met deze extra 950 m² bvo voor detailhandel echter geen rekening gehouden.
2. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak:
- alsnog te onderzoeken wat de totale parkeerbehoefte vanwege het plan is, waarbij uitgegaan dient te worden van de maximale mogelijkheden van het plan;
- alsnog deugdelijk te motiveren hoe in deze parkeerbehoefte kan worden voorzien, dan wel het plan gewijzigd vast te stellen.
3. De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak een aanvullend parkeeronderzoek laten verrichten. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de aanvullende parkeerbalans van 12 juni 2015 van het onderzoeksbureau Goudappel Coffeng. Met dit onderzoek is de parkeerbehoefte vanwege de toekomstige functies in het noordelijke bouwvlak onderzocht. Verder is een parkeerdrukmeting in en om het plangebied uitgevoerd. Voorts is de parkeerbehoefte vanwege het gehele plan berekend, waarbij ook de parkeerbehoefte is betrokken vanwege de toekomstige functies in het zuidelijk bouwvlak zoals deze volgt uit de parkeerbalans van 23 december 2014. De raad heeft nader gemotiveerd dat, gelet op de resultaten uit de aanvullende parkeerbalans van 12 juni 2015, in de parkeerbehoefte vanwege het volledige plan kan worden voorzien. In het grootste deel van de parkeerbehoefte kan worden voorzien door de aan te leggen 78 parkeerplaatsen. Het op piekmomenten resterende parkeertekort kan volgens de raad in de openbare ruimte worden opgevangen.
De zienswijze van [appellanten sub 1]
4. [appellanten sub 1] kunnen zich niet verenigen met de wijze waarop de raad heeft beoogd het gebrek te herstellen. Hiertoe voeren zijn aan dat in de aanvullende parkeerbalans van 12 juni 2015 ten onrechte een aanwezigheidspercentage van 75 voor de koopavond wordt gehanteerd, terwijl in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda uit 2013 (hierna: parkeernota 2013) een aanwezigheidspercentage van 100 geldt. Voor het hanteren van een afwijkend aanwezigheidspercentage is volgens [appellanten sub 1] onvoldoende dat een beroep wordt gedaan op de ervaring van het onderzoeksbureau, maar is een raadsbesluit nodig. Verder voeren zij aan dat de parkeerdrukmeting niet representatief is voor de parkeerdruk tijdens de piekdrukte op de koopavond en op zaterdag, omdat de tellingen op een doordeweekse dag en op een zaterdag onder lunchtijd zijn uitgevoerd. Volgens hen ontbreekt ten onrechte een telling op de koopavond en had voorts op meer momenten verspreid over de zaterdag geteld moeten worden om een representatief beeld van de parkeerdruk te krijgen.
4.1. In de gemeentelijke parkeernota 2013 zijn parkeernormen en aanwezigheidspercentages opgenomen. Zo geldt voor streek-, stad-, wijk- en buurtverzorgende winkels de norm van 4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo met een aanwezigheidspercentage van 5 op een reguliere avond en 100 op de koopavond. In de aanvullende parkeerbalans van 12 juni 2015 is echter - zoals ook in de parkeerbalansen van 16 juli 2012 en 23 december 2014 reeds het geval was - van andere aanwezigheidspercentages uitgegaan. Zo is voor een reguliere avond een percentage van 50 en voor een koopavond een percentage van 75 gehanteerd. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of hiermee van het in de parkeernota 2013 neergelegde gemeentelijk beleid is afgeweken. Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat Bavel geen vaste koopavond kent waarop de winkels langer open blijven. De raad heeft echter rekening willen houden met de koopavond in de nabijgelegen stad Breda, zodat hij voor die avond een aanwezigheidspercentage van 75 heeft gehanteerd. Ook heeft de raad rekening willen houden met extra parkeerbehoefte op doordeweekse avonden vanwege verruimde openingstijden van de supermarkt, zodat hij voor reguliere avonden niet een aanwezigheidspercentage van 5 maar van 50 heeft gehanteerd. Uit deze toelichting volgt dat de raad deze aanwezigheidspercentages heeft gehanteerd om zich een representatief beeld van de parkeerbehoefte te kunnen vormen. De Afdeling overweegt dat de raad onder deze omstandigheden de parkeernota 2013 terecht niet onverkort van toepassing heeft geacht. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad ten onrechte van gemeentelijk beleid, zoals neergelegd in de parkeernota 2013, is afgeweken. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet aan de opdracht heeft voldaan. Het betoog faalt.
4.2. Om de beschikbare parkeercapaciteit in de openbare ruimte te bepalen, heeft de raad een parkeerdrukmeting uit laten voeren. Volgens de raad is deze meting volgens de daarvoor geldende normen en op representatieve dagen en tijdstippen door een deskundige uitgevoerd. Zo is op donderdagochtend (tijdens de markt), -middag, -avond en zaterdagmiddag geteld. Deze tellingen zijn buiten de vakantieperiodes en feestdagen uitgevoerd. In de enkele stelling van [appellanten sub 1] dat de parkeertellingen op verkeerde tijdstippen zijn uitgevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeerdrukmeting zodanige gebreken bevat, dat de raad zich hierop niet in redelijkheid heeft kunnen baseren bij het bepalen van de parkeercapaciteit in de openbare ruimte. In het aangevoerde ziet de Afdeling derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet aan de opdracht heeft voldaan. Het betoog faalt.
De zienswijze van [appellant sub 2]
5. [appellant sub 2] kan zich evenmin verenigen met de wijze waarop de raad heeft beoogd het gebrek te herstellen. Hiertoe voert zij aan dat de raad ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Verder heeft de raad volgens haar ten onrechte geen rekening gehouden met buiten het plangebied gelegen functies en met bijzondere activiteiten in het dorp zoals een kermis of kerkdiensten. Voorts is geen rekening gehouden met het voorziene parkeerverbod dat voor een aantal parkeerplaatsen op het aan te leggen parkeerterrein zal gelden en met de onbereikbaarheid van dat parkeerterrein dat ’s nachts met een slagboom zal worden afgesloten. Verder is de parkeerdruk in de openbare ruimte groter dan blijkt uit de parkeerdrukmeting in de aanvullende parkeerbalans. In dit verband heeft [appellant sub 2] onder meer naar voren gebracht dat uitsluitend in de openbare ruimte op gronden binnen het plangebied geteld had mogen worden, dat mindervalidenplaatsen ten onrechte zijn meegeteld en dat het weggedeelte van de Lange Vore (dat in de aanvullende parkeerbalans wordt aangeduid als sectie 9) niet mag worden ingereden vanaf de Pastoor Doensstraat in het plangebied.
5.1. In de aanvullende parkeerbalans heeft de raad rekening gehouden met 950 m² bvo voor het noordelijke bouwvlak, 1.902 m² bvo voor het zuidelijke bouwvlak, 22 zorgappartementen en acht reguliere appartementen. De parkeerbehoefte van reeds in het plangebied aanwezige functies, te weten de detailhandelsfunctie en de woonfunctie in het noordelijk bouwvlak, wordt thans in de openbare ruimte opgevangen. Met deze functies en met de functies in de directe omgeving van het plangebied is in de aanvullende parkeerbalans rekening gehouden door middel van de parkeerdrukmeting. Met de parkeerdrukmeting is namelijk de feitelijke bezetting van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving daarvan in beeld gebracht. Gelet op het voorgaande heeft de raad bij de berekening van de totale parkeerbehoefte vanwege het plan, anders dan [appellant sub 2] stelt, rekening gehouden met de maximale mogelijkheden van het plan en met de in de directe omgeving van het plangebied gelegen functies.
Voor zover het parkeerterrein ’s avonds en ’s nachts geheel of gedeeltelijk afgesloten zal zijn, heeft de raad aannemelijk gemaakt dat, gelet op de openingstijden van de winkels, in die periodes geen parkeertekort zal ontstaan vanwege de beschikbare parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
De raad heeft toegelicht dat niet uitsluitend binnen de openbare ruimte van het plangebied is geteld, omdat hij niet de begrenzing van het bestemmingsplan, maar een aanvaardbare loopafstand tot het plangebied als uitgangspunt heeft genomen. Verder heeft de raad naar voren gebracht dat hij de mindervalidenparkeerplaatsen heeft meegeteld bij het bepalen van de parkeercapaciteit in de openbare ruimte, omdat deze evenals reguliere parkeerplaatsen een rol spelen in de vraag en het aanbod van parkeerplaatsen en geen parkeerplaatsen zijn die aan een kenteken zijn gekoppeld. Voorts heeft de raad ook de parkeerplaatsen in de openbare ruimte meegeteld die bij het uitrijden van het parkeerterrein niet rechtstreeks maar via andere straten kunnen worden bereikt, zoals het weggedeelte van de Lange Vore waarop [appellant sub 2] heeft gewezen, omdat ook deze parkeerplaatsen zich op loopafstand van het plangebied bevinden. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] over de parkeerdrukmeting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeerdrukmeting zodanige gebreken bevat dat de raad zich hierop niet in redelijkheid heeft kunnen baseren bij het bepalen van de parkeercapaciteit in de openbare ruimte.
5.2. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet aan de opdracht heeft voldaan. Het betoog faalt.
Conclusie
6. Gelet op hetgeen de Afdeling in de tussenuitspraak heeft overwogen zijn de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] van rechtswege tegen het besluit van de raad van 16 oktober 2014 gegrond, zodat dit besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient te worden vernietigd.
Gelet op hetgeen onder 4 tot en met 5.2 is overwogen ziet de Afdeling evenwel aanleiding voor het oordeel dat de raad met het verrichte aanvullend parkeeronderzoek en zijn nadere motivering het gebrek in het besluit van 16 oktober 2014 heeft hersteld. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, geheel in stand te laten.
6.1. Het bij besluit van 16 oktober 2014 vastgestelde bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat Kloosterstraat" wordt met deze uitspraak onherroepelijk. Nu ook overigens niet is gebleken van enig belang, worden de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 19 december 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
Proceskosten
7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Omdat zowel [appellanten sub 1] als [appellant sub 2] ter zitting van 12 januari 2015 zijn bijgestaan door dezelfde rechtsbijstandverlener wiens werkzaamheden voor beide beroepen nagenoeg identiek waren, ziet de Afdeling aanleiding de beroepen te behandelen als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De beroepen worden, wat betreft de vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als één zaak beschouwd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2], voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Breda van 19 december 2013, niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2], voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Breda van 16 oktober 2014, met kenmerk 42568, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Breda van 16 oktober 2014, met kenmerk 42568, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bavel, Pastoor Doensstraat - Kloosterstraat";
IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Breda tot vergoeding van:
a. bij [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 245,00 (zegge: tweehonderdvijfenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 245,00 (zegge: tweehonderdvijfenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Breda aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, griffier.
w.g. Kramer w.g. Kegge
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015
459-813.