ECLI:NL:RVS:2015:2799
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan over de hoger beroepen van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en een vreemdeling. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 12 november 2013 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 22 oktober 2014 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure is gebleken dat de vreemdeling op 2 april 2015 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie naar Iran is vertrokken. Hij heeft bij vertrek een verklaring ondertekend waarin hij aangeeft dat hij zijn lopende verblijfsrechtelijke procedures intrekt. Hierdoor heeft de vreemdeling kennelijk geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, wat betekent dat hij geen rechtens te beschermen belang heeft.
De Raad van State oordeelt dat de staatssecretaris, gezien de situatie, niet meer verplicht is om een nieuw besluit te nemen. De door de staatssecretaris bestreden overwegingen van de rechtbank hebben in deze zaak geen betekenis meer, en de staatssecretaris heeft ook geen belang bij een beoordeling van zijn grieven. De hoger beroepen worden daarom als niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.