ECLI:NL:RVS:2015:2790
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen inreisverbod en asielaanvraag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is opgelegd. Het inreisverbod is uitgevaardigd op 3 juli 2012. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 27 december 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 8 september 2012 een aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een eerdere uitspraak op 13 juli 2015 het hoger beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van deze asielaanvraag kennelijk gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris opnieuw op de asielaanvraag moet beslissen. Dit heeft geleid tot de opschorting van het inreisverbod.
De Raad van State overweegt dat de vreemdeling momenteel geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat het inreisverbod opgeschort is en de staatssecretaris opnieuw moet beslissen over de asielaanvraag. Het hoger beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 augustus 2015.