ECLI:NL:RVS:2015:2731

Raad van State

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
26 augustus 2015
Zaaknummer
201505518/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen tracébesluit spooruitbreiding Utrecht Centraal - Leidsche Rijn niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak hebben appellanten A en B beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 26 mei 2015, waarin het tracébesluit voor de spooruitbreiding van Utrecht Centraal naar Leidsche Rijn werd vastgesteld. De Raad van State heeft de zaak na een vereenvoudigde behandeling behandeld. De appellanten zijn gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en kregen de gelegenheid om dit binnen een bepaalde termijn te voldoen. Echter, de aangetekende brief waarin zij op de griffierechtverplichting werden gewezen, werd door hen geweigerd en retour gezonden. Hierdoor is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Raad van State oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de appellanten in verzuim zijn geweest. De beslissing houdt in dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt, en de uitspraak is openbaar gedaan op 17 augustus 2015. Tegen deze uitspraak kan verzet worden aangetekend binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

201505518/2/R6.
Datum uitspraak: 17 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Utrecht,
appellanten,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
[appellant A] en [appellant B] hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van 26 mei 2015 tot vaststelling van het "Tracébesluit spooruitbreiding Utrecht Centraal - Leidsche Rijn".
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. [appellant A] en [appellant B] zijn voor het door hen ingestelde beroep griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt ingevolge artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijn wordt ingevolge hoofdstuk 1 van de op deze zaak van toepassing zijnde Crisis- en herstelwet verkort. Ten aanzien van het griffierecht geldt, gelet op het stelsel van deze wet, dat niet wordt gerappelleerd indien aan het eerste betalingsverzoek niet wordt voldaan.
2. [appellant A] en [appellant B] zijn bij aangetekend verzonden brief van 13 juli 2015 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen drie weken na de dag van verzending van de brief, dat wil zeggen uiterlijk 3 augustus 2015, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, indien van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, het beroep reeds om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoudens in uitzonderlijke gevallen.
Deze aangetekend verzonden brief met als aantekening op de envelop "geweigerd" is door PostNL aan de Raad van State retour gezonden en aldaar ontvangen op 6 augustus 2015.
Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant A] en [appellant B] in verzuim zijn geweest.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Klingers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2015
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
341-209.