ECLI:NL:RVS:2015:2693

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
26 augustus 2015
Zaaknummer
201410232/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de Raad voor Rechtsbijstand inzake reistijdvergoeding voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 11 november 2014 geoordeeld dat de Raad onterecht een reistijdvergoeding had geweigerd aan [wederpartij] voor verleende rechtsbijstand. De Raad had in een besluit van 31 oktober 2013 een vergoeding toegekend, maar geen reistijdvergoeding, omdat het daadwerkelijk gereisde aantal kilometers minder dan 60 was. De rechtbank oordeelde echter dat de berekening van de reisafstand door de Raad onjuist was, en dat de totale reisafstand meer dan 60 km bedroeg, waardoor [wederpartij] recht had op een reistijdvergoeding.

De Raad ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 27 juli 2015 werd de zaak behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Raad voerde aan dat de reisafstand gestandaardiseerd moest worden bepaald en dat de berekening volgens de werkinstructie correct was. De Afdeling oordeelde dat de uitleg van de Raad niet onjuist was en dat de rechtbank de instructie verkeerd had geïnterpreteerd.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] ongegrond. De Afdeling oordeelde dat de Raad de werkinstructie correct had toegepast en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 augustus 2015.

Uitspraak

201410232/1/A2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 november 2014 in zaak nr. 14/1442 in het geding tussen:
[wederpartij], kantoorhoudend te [plaats],
en
de raad.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de raad aan [wederpartij] een vergoeding toegekend voor verleende rechtsbijstand en geweigerd een reistijdvergoeding toe te kennen.
Bij besluit van 14 januari 2014 heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 november 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 januari 2014 vernietigd, het besluit van 31 oktober 2013 herroepen voor zover de raad daarbij geen reistijdvergoeding heeft toegekend, en bepaald dat de reistijdvergoeding wordt berekend op basis van 0,5 punt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. P. Gerritsen, advocaat te Enschede, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 24, eerste lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr) wordt voor het tijdverlet in verband met reizen ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand in een andere zaak dan een piketzaak, uitgaande van de totale afstand die is afgelegd bij reizen naar de zitting per volle gereisde 60 km een halve punt toegekend.
Ingevolge het vierde lid bepaalt de raad de reisafstand op gestandaardiseerde wijze.
Volgens de werkinstructie bij artikel 24 van het Bvr wordt voor het berekenen van de reiskosten gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner. Bij de berekening wordt uitgegaan van de snelste route van de postcode van het kantooradres naar de postcode van het bezoekadres. Met incidenten als wegomleidingen en dergelijke wordt geen rekening gehouden. Het aantal kilometers wordt gecontroleerd als het totaal aantal gedeclareerde kilometers 60 of meer is. Uitgegaan wordt van twee keer enkele reis. Als het totaal aantal kilometers onder de 60 blijft, wordt marginaal getoetst. Voor de berekening van de kilometers wordt uitgegaan van de volle kilometers.
2. De raad heeft zich bij het besluit van 14 januari 2015 op het standpunt gesteld dat het daadwerkelijk gereisde aantal kilometers 59,6 en derhalve minder dan 60 bedraagt, zodat [wederpartij] gelet op artikel 24, eerste lid, van het Bvr niet in aanmerking komt voor reistijdvergoeding. De raad heeft de afstand tussen het kantoor van [wederpartij] en de rechtbank Overijssel, vestiging Almelo, berekend op basis van twee maal de heenreis vanaf het kantooradres in Enschede naar de rechtbankvestiging Almelo, met gebruikmaking van de meest recente ANWB-routeplanner en de postcodes behorende bij deze adressen.
3. De rechtbank heeft overwogen dat de raad de reisafstand onjuist heeft berekend door uit te gaan van twee maal de heenreis. Uit artikel 24, eerste lid, van het Bvr noch uit de werkinstructie blijkt dat is gekozen voor deze wijze van berekenen en de heenreis niet zonder meer dezelfde afstand bedraagt als de terugreis. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de raad ten onrechte in bezwaar geen gebruik heeft gemaakt van de meest recente routeplanner van de ANWB. De heenreis is volgens die routeplanner 29,3 km en de terugreis 33,2 km, zodat de totale reisafstand meer dan 60 km bedraagt en [wederpartij] derhalve aanspraak kan maken op reistijdvergoeding, aldus de rechtbank.
4. De raad betoogt dat de besluitgever er in het Bvr 2000 voor heeft gekozen de reisafstand gestandaardiseerd te bepalen. Deze reisafstand kan eenvoudig met behulp van een computerprogramma worden vastgesteld. Volgens de werkinstructie bij artikel 24 Bvr wordt de snelste route vermenigvuldigd met twee. In de werkinstructie is met ‘enkele reis’ de heenreis bedoeld.
4.1. Volgens de werkinstructie wordt altijd uitgegaan van de snelste route van het kantooradres naar het bezoekadres op basis van postcodes en twee keer een enkele reis. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de uitleg die de raad aan zijn beleid geeft, dat onder ‘twee keer enkele reis’ twee maal de snelste route van het kantooradres naar het bezoekadres moet worden verstaan, niet onjuist is. De aldus uitgelegde instructie is niet in strijd met artikel 24, eerste en vierde lid, van het Bvr. Daaruit volgt niet dat de werkelijk gereden kilometers moeten worden vergoed (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015 in zaak nr. 201407350/1/A2).
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling de door de rechtbank niet besproken beroepsgrond van [wederpartij] beoordelen.
6. [wederpartij] heeft betoogd dat de werkinstructie in haar geval wegens bijzondere omstandigheden onevenredig nadelige gevolgen heeft in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Het kantoor waaraan zij is verbonden, is een voortzetting van de voormalige bureaus rechtshulp en de stichting rechtsbijstand. Met deze rechtsvoorgangers is in het verleden een afspraak gemaakt dat voor de gereisde kilometers naar de rechtbankvestiging Almelo een half punt mocht worden gedeclareerd. Deze praktijk is voortgezet na het ontstaat van Bolwerk advocaten, de maatschap waarvan [wederpartij] deel uitmaakt. Daarmee heeft de raad het vertrouwen gewekt dat voor de reistijd naar de rechtbankvestiging Almelo, een half punt mag worden gedeclareerd. Voorts is de maatschap van [wederpartij] voor 90% afhankelijk van toevoegingen en wordt veel geprocedeerd, waardoor ook vaak naar de rechtbankvestiging Almelo, moet worden gereisd.
6.1. Aan eerder, op basis van een andere methode bepaalde reisafstand van 60 kilometer, verstrekte vergoedingen, kan [wederpartij] niet een in rechte te honoreren verwachting ontlenen dat zij aanspraak op een half punt voor reistijdvergoeding heeft. De raad heeft rechtsbijstandverleners tevoren gewezen op de werkinstructie die op 15 augustus 2013 in werking trad en de daarin opgenomen berekeningswijze, zodat [wederpartij] er niet meer vanuit mocht gaan dat de raad de eerder gemaakte afspraak met de bureaus rechtshulp en de stichting rechtsbijstand zou voortzetten.
Dat op deze afspraak bij beleidswijziging is teruggekomen en de maatschap veelal op toevoegingsbasis werkt en vaak bij de rechtbankvestiging Almelo ter zitting moet verschijnen, is niet zodanig bijzonder, dat de raad in dit geval van het beleid dient af te wijken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 november 2014 in zaak nr. 14/1442;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015
362.