201505621/2/A1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW),
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2015 in zaak nr. 15/846 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de RDW.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2014 heeft de RDW de aanvraag van [wederpartij] voor inschrijving en tenaamstelling in het kentekenregister van een voertuig waarin de combinatie [...] is aangebracht afgewezen.
Bij besluit van 9 januari 2015 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 23 juni 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 januari 2015 vernietigd en de RDW opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2015, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. C.B.J. Maenhout, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], bijgestaan door mr. S.J.C. van Keulen, advocaat te Den Bosch, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de RDW in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak.
3. De RDW heeft betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat het Engels kentekenbewijs niet kan worden gebruikt ter identificatie van het voertuig en geen inzicht geeft of het voertuig aan de Nederlandse toelatingseisen voldoet. Nu volgens de RDW niet is gebleken dat het Engels kentekenbewijs is afgegeven voor hetzelfde voertuig waarvoor het Nederlandse kentekenbewijs is aangevraagd, kan geen uitvoering worden gegeven aan de opdracht om een nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar te nemen. In de uitspraak heeft de rechtbank onder meer verwezen naar Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2013 in zaaknr. 201300264/1/A3), waaruit volgt dat het Engels kentekenbewijs van het voertuig voldoende is voor de identificatie van het voertuig, mits dat voertuig behoort bij het Engels kentekenbewijs. Nu niet op voorhand kan worden gezegd dat de rechtbank dat ten onrechte heeft gedaan en voorts niet is gebleken van zodanige omstandigheden van de zijde van de RDW die nopen tot het treffen van een voorziening in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep, is het met het oog op de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep aangewezen dat de RDW een nieuw besluit op bezwaar neemt die op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden meegenomen. Niet valt in te zien dat de RDW aldus gedwongen wordt een besluit in strijd met de wet te nemen.
4. Onder die omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorziening. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
5. De RDW dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Montagne
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2015
374.