ECLI:NL:RVS:2015:2614
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake inschrijving en tenaamstelling kentekenregister door de RDW
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door de RDW (de directie van de Dienst Wegverkeer) naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 25 juni 2015. De rechtbank had in die uitspraak het besluit van de RDW van 22 december 2014, waarin het bezwaar van [wederpartij A] en [wederpartij B] ongegrond werd verklaard, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de RDW een Nederlands kentekenbewijs moest verstrekken voor een voertuig dat eerder was afgewezen voor inschrijving in het kentekenregister.
De RDW verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij in afwachting van het hoger beroep geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 30 juli 2015. In zijn overwegingen merkte de voorzieningenrechter op dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat de RDW niet aannemelijk had gemaakt dat er omstandigheden waren die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigden. De voorzieningenrechter wees het verzoek van de RDW af, waarbij hij ook opmerkte dat het Belgisch kentekenbewijs, dat aan het voertuig was verleend, wel degelijk gebruikt kan worden ter identificatie van het voertuig.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de RDW om te voldoen aan de richtlijnen inzake kentekenbewijzen en dat de belangenafweging in deze zaak niet in het voordeel van de RDW uitviel. De beslissing van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de uiteindelijke uitspraak in het hoger beroep, maar heeft wel invloed op de uitvoering van de eerdere uitspraak van de rechtbank.