201504458/2/R4.
Datum uitspraak: 3 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Deinum, gemeente Menameradiel,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Menameradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Gebiedsontwikkeling Deinum-Oost Fase 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juli 2015, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, bijgestaan door S. Hoitinga en T.R. Lantinga, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van de gronden waar thans de provinciale weg N31 ligt. Deze herontwikkeling hangt samen met de aanleg van een nieuwe verbindingsweg tussen de N31 en de A31, als gevolg waarvan het gedeelte van de N31 ter hoogte van Deinum - inclusief de brug over het Van Harinxmakanaal - overbodig is geworden.
3. [verzoeker] betoogt dat de raad het plan niet had mogen vaststellen zonder het deel van het Van Harinxmakanaal waar thans een brug ligt in het plan op te nemen en ter plaatse in een fietsbrug te voorzien. Voorts betoogt [verzoeker] dat ter plaatse van de huidige oprit naar de brug een verkeersbestemming had moeten worden toegekend. Hij voert hiertoe aan dat de raad in 2008 heeft besloten dat ter plaatse van de bestaande brug bij Deinum een fietsbrug zou worden aangelegd. De raad heeft volgens [verzoeker] ten onrechte van dit besluit afgeweken en besloten tot de aanleg van een fietsbrug ter plaatse van Ritsumasyl. Als gevolg hiervan moet hij een langere route afleggen om het dorp Deinum te bereiken. Die route is volgens [verzoeker] bovendien onveilig. De daarvan onderdeel uitmakende Spoorstrjitte wordt zonder fietspad ingericht, terwijl deze straat wordt gebruikt door zwaar verkeer, aldus [verzoeker].
4. De raad heeft toegelicht dat tot de verwijdering van de brug over het Van Harinxmakanaal ter hoogte van Deinum is besloten in het tracébesluit van 26 februari 2010 van de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat. In 2008 heeft de raad de wens uitgesproken om op de plek van de bestaande brug te voorzien in een nieuwe fietsbrug. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij daarvan is teruggekomen, omdat hij het gebied ter hoogte van de bestaande brug wil inrichten voor woningen en een haven. Voor de gewenste fietsbrug is een andere locatie gevonden ter hoogte van Ritsumasyl, aldus de toelichting van de raad ter zitting. De route via Ritsumasyl is volgens de raad niet onveilig, onder meer omdat het door [verzoeker] bedoelde deel van de route zal worden ingericht als 30 km-zone.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de raad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van een bestemmingsplan, waaronder het bepalen van de begrenzingen van dat plan.
Ter zitting is vast komen te staan dat de route via een te realiseren fietsbrug bij Ritsumasyl de bewoners van de Trekwei die het centrum van Deinum per fiets willen bereiken vijf minuten extra reistijd oplevert ten opzichte van de huidige situatie. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad dit in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten. [verzoeker] heeft voorts vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat de route via Ritsumasyl zodanig onveilig is, dat de raad daaraan doorslaggevend belang had moeten toekennen. Ten slotte heeft de raad in zijn besluitvorming kunnen betrekken dat in het tracébesluit van 26 februari 2010 staat dat de bestaande brug bij Deinum wordt verwijderd. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het gedeelte van het Van Harinxmakanaal waar thans een brug ligt buiten het plan te laten en ter plaatse niet te voorzien in een fietsbrug. Evenmin verwacht de voorzieningenrechter dat zal worden geoordeeld dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het toekennen van een verkeersbestemming ter plaatse van de oprit van de bestaande brug.
6. Gezien het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. van Leeuwen-Gerkema, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Van Leeuwen-Gerkema
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2015
472-786.