ECLI:NL:RVS:2015:2581

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
201502126/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en bewijsvoering bij huisvuilzakken in Den Haag

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan over een beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 5 december 2014 besloten tot spoedeisende bestuursdwang, waarbij een verkeerd aangeboden huisvuilzak op 2 december 2014 werd verwijderd. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, werden voor rekening van [appellant] gesteld.

[Appellant] stelde dat hij de overtreding niet had begaan en dat het enkele feit dat er een poststuk met zijn naam en adres in de huisvuilzak was aangetroffen, onvoldoende bewijs was om hem als overtreder aan te merken. Hij voerde aan dat hij milieubewust is en nooit een huisvuilzak op straat achterlaat, en dat het poststuk mogelijk door een andere bewoner in de huisvuilzak was terechtgekomen.

De Raad van State overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht degene die de overtreding pleegt of medepleegt als overtreder wordt aangemerkt. De jurisprudentie stelt dat als afvalstoffen tot een persoon kunnen worden herleid, deze persoon in de regel als overtreder wordt beschouwd, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is die het voorschrift heeft geschonden. De Raad van State oordeelde dat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de overtreding.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep van [appellant] ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in bestuursrechtelijke zaken en de verantwoordelijkheden van burgers met betrekking tot afvalbeheer.

Uitspraak

201502126/1/A4.
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2014 heeft het college zijn beslissing om op 2 december 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen, bestaande uit het verwijderen van een verkeerd aangeboden huisvuilzak, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 2 februari 2015 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.C. van der Helm, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 2 december 2014 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de [locatie] te Den Haag. Niet in geschil is dat de huisvuilzak in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag ter inzameling is aangeboden. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] deze overtreding heeft begaan, omdat in de huisvuilzak een poststuk is aangetroffen met zijn naam en adres.
2. [appellant] betoogt dat hij de overtreding niet heeft begaan. Volgens hem is het feit dat in de huisvuilzak een poststuk met zijn naam en adres is aangetroffen onvoldoende bewijs om hem als overtreder aan te merken. [appellant] stelt dat hij milieubewust is en nooit een huisvuilzak op straat achterlaat, ook niet wanneer de afvalcontainer vol is. Hij wijst erop dat zijn (toenmalige) woning en twee andere woningen in het pand een gezamenlijke brievenbus hebben. Mogelijk is het in de huisvuilzak aangetroffen poststuk terecht gekomen bij een van de bewoners van de andere woningen en heeft diegene de huisvuilzak naast de container geplaatst, aldus [appellant].
2.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 25 maart 2015 in zaak nr. 201408423/1/A4) zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding om van deze jurisprudentie terug te komen.
2.2. Uit de rapportage van de Dienst Stadsbeheer van 2 december 2014 blijkt dat in de huisvuilzak een poststuk is aangetroffen met de naam- en adresgegevens van [appellant]. Gelet hierop kan de huisvuilzak tot hem worden herleid. Met de stelling dat hij milieubewust is en nooit een huisvuilzak op straat achterlaat, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij niet degene is geweest die de huisvuilzak verkeerd ter inzameling heeft aangeboden. Ook de stelling dat mogelijk een van de bewoners van de andere woningen in het pand de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, is onvoldoende om dat aannemelijk te achten. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015
402-462.