201501418/1/R3.
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te [woonplaats] en [appellant B], wonend te Bergeijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Woongebieden Bergeijk, Herziening 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2015, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door A.L. Oosterwijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De raad voert als verweer aan dat [appellant A] en [appellant B] verwijtbaar geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht, zodat hun beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 2 oktober 2014 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 12 november 2014. [appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
3. Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die over het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
[appellant A] en [appellant B] hebben in dit verband aangevoerd dat gelijktijdig met het ontwerpplan ook het ontwerpplan "Woongebieden Oost, herziening 2014" ter inzage heeft gelegen. Hun percelen liggen binnen het plangebied van beide ontwerpplannen. Zij voeren aan dat zij tijdens de terinzagelegging alleen laatstgenoemd plan hebben bekeken en zich niet hebben afgevraagd of ook het hier bestreden plan wijzigingen voor hun percelen zou inhouden. Volgens hen had in de bekendmaking moeten worden opgenomen dat beide plannen zien op dezelfde percelen. Door de handelwijze van de raad zijn zij op het verkeerde been gezet en kan hen niet worden verweten dat zij geen zienswijze over dit ontwerpplan naar voren hebben gebracht, aldus [appellant A] en [appellant B].
4. Naar het oordeel van de Afdeling kan hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd niet leiden tot het oordeel dat zij verschoonbaar geen zienswijze naar voren hebben gebracht. De aankondiging van de terinzagelegging van voormelde ontwerpplannen is tegelijkertijd in één aankondiging gedaan. In die aankondiging wordt verwezen naar www.ruimtelijkeplannen.nl. Indien [appellant A] en [appellant B] daarop de bestemmingsplanregeling voor hun perceel hadden geraadpleegd hadden zij kunnen zien dat het ontwerpbestemmingsplan "Woongebieden Bergeijk, Herziening 2014" ziet op hun perceel. Voorts staat in de toelichting bij het ontwerpplan "Woongebieden Oost, Bergeijk, herziening 2014", dat [appellant A] en [appellant B] hebben ingezien, dat dat plan alleen betrekking heeft op aanpassingen en dat wijzigingen van bestemmingen zijn opgenomen in het hier bestreden plan. Het had gelet hierop op de weg van [appellant A] en [appellant B] gelegen om beide plannen in te zien en een zienswijze naar voren te brengen.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Kramer w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015
603.