ECLI:NL:RVS:2015:2554

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
201409778/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor hotel/pension in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die hun beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Medemblik ongegrond heeft verklaard. De omgevingsvergunning was verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van een pand op het perceel [locatie] te Medemblik als hotel/pension. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de vergunning had kunnen verlenen, ondanks dat het gebruik in strijd was met het bestemmingsplan. De appellanten betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het gebruik van het pand als pension meer afwijkt van de functie wonen dan als hotel, en dat dit ernstige hinder voor het milieu met zich meebrengt.

De Raad van State overweegt dat de beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen tot de bevoegdheden van het college behoort, dat beleidsvrijheid heeft. De rechter moet terughoudend toetsen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het verschil tussen het toegestane gebruik en het beoogde gebruik niet zodanig is dat er ernstige hinder voor het milieu ontstaat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201409778/1/A1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Medemblik,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 oktober 2014 in zaak nr. 14/875 in het geding tussen:
[appellant A] (lees: [appellant A en appellant B])
en
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2013 heeft het college [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van het pand op het perceel [locatie] te Medemblik (hierna: het perceel) als hotel/pension.
Bij besluit van 5 maart 2015 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2015, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Vriend, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende] ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) worden als categorieën van gevallen, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Ingevolge artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II van het Bor komt voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. binnen de bebouwde kom, en
b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m2.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Medemblik-Binnenstad" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Horecadoeleinden" met de aanduiding "hotel/restaurant toegestaan".
Ingevolge artikel 11, onder A, van de planregels zijn de voor horecadoeleinden aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van een hotel/restaurant, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding "hotel/restaurant toegestaan".
Ingevolge artikel 1, zesenveertigste lid, wordt onder hotel/pension een horecabedrijf verstaan waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies.
Ingevolge het zevenenveertigste lid wordt onder hotel/restaurant een horecabedrijf verstaan waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt.
Ingevolge artikel 9.4 van de "Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden en paardrijbakken" (hierna: de beleidsregels) wordt aan een afwijking van het bestemmingsplan medewerking verleend onder de volgende voorwaarden:
het gebruik geen ernstige dan wel onevenredige hinder voor het milieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
(…).
2. Het beoogde gebruik van het op het perceel aanwezige pand als hotel/pension is in strijd met het bestemmingsplan, omdat het niet past binnen de op het perceel rustende bestemming.
Om het gebruik niettemin mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II van het Bor, omgevingsvergunning verleend. Het heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de aanvraag voldoet aan artikel 9.4 van de beleidsregels, waarin het college aanvullende eisen heeft neergelegd voor de toepassing van zijn bevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4 van bijlage II van het Bor. Het college heeft zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat op het perceel ingevolge het bestemmingsplan reeds een hotel is toegestaan en dat het beoogde gebruik van het perceel voor pension daar in ruimtelijke zin niet veel van verschilt, zodat niet kan worden gesproken van ernstige dan wel onevenredige hinder voor het milieu en voorts dat geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van het pand, niet heeft onderkend dat niet aan de in artikel 9.4 van de beleidsregels neergelegde voorwaarde is voldaan dat het gebruik geen ernstige dan wel onevenredige hinder voor het milieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving. Daartoe voeren zij aan dat uit het spraakgebruik, waarbij in dit geval aansluiting dient te worden gezocht, volgt dat er een verschil is tussen een pension en een hotel. De ruimtelijke uitstraling van een pension is wezenlijk anders dan die van een hotel, waardoor er evident sprake is van ernstige dan wel onevenredige hinder voor het woonmilieu. Voorts voeren zij aan dat het gebruik van het pand op het perceel als pension meer afwijkt van de functie wonen dan het gebruik als hotel. In dit verband verwijzen zij naar de in het verleden ontstane overlast als gevolg van het gebruik van het pand als pension.
3.1. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
3.2. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank heeft daarbij terecht het standpunt van het college betrokken dat in het bestemmingsplan een ruime definitiebepaling is gegeven van hotel/pension en hotel/restaurant en dat het verschil tussen die bepalingen minimaal is. Anders dan door [appellant A] en [appellant B] is gesteld, heeft de rechtbank bij de uitleg van die begrippen terecht geen aansluiting gezocht bij het spraakgebruik, nu in het bestemmingsplan een duidelijke definitiebepaling is gegeven. Gelet hierop heeft het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verschil tussen het toegestane en het beoogde gebruik, waarvoor omgevingsvergunning is verleend, niet zodanig is dat daardoor ernstige dan wel onevenredige hinder ontstaat voor het milieu en dat voorts geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, griffier.
w.g. Troostwijk
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015
531-712.