ECLI:NL:RVS:2015:2439

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
201504978/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor gasflessenvulling en distributie van gassen in Bakel

Op 12 mei 2015 verleende het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel een revisievergunning aan een besloten vennootschap voor een inrichting voor gasflessenvulling, distributie van gassen en het stallen van vervoerseenheden met gassen aan de [locatie] te Bakel. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 16 juli 2015 behandeld.

De verzoekers vrezen negatieve gevolgen van de voorgenomen uitbreiding en wijziging van de inrichting, met name op het gebied van veiligheid. Zij stellen dat de risicoanalyse die aan het besluit ten grondslag ligt onvolledig en onjuist is, en dat de veiligheid van omwonenden niet voldoende is gewaarborgd. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de beoordeling van de risicoanalyse nader onderzoek vereist, wat niet mogelijk is in deze procedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning voorziet in een vervanging van bovengrondse propaantanks door grotere ondergrondse tanks, wat de veiligheid zou verbeteren. Ook is er een bestemmingsplan vastgesteld dat de uitbreiding mogelijk maakt. Gezien deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de uitbreiding leidt tot een onveilige situatie.

De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, op 24 juli 2015.

Uitspraak

201504978/2/A4.
Datum uitspraak: 24 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2015 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor gasflessenvulling, distributie van gassen en het stallen van vervoerseenheden met gassen aan de [locatie] te Bakel.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] beroepen ingesteld.
[verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 juli 2015, waar [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2], bijgestaan onderscheidenlijk vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen en mr. N. Crooijmans, beiden advocaat te Deurne, vergezeld door [persoon], en het college, vertegenwoordigd door A.H.P. Bosmans, mr. F.T.H. Branten, I. Cichy en M.A. van de Ven, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, [twee gemachtigden], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zijn voor de inrichting op 2 maart 1993 en op 7 december 2000 revisievergunningen verleend. Niet in geschil is dat de revisievergunning van 2 maart 1993 de voor de inrichting geldende vergunning was omdat de revisievergunning uit 2000 van rechtswege is komen te vervallen.
Ten opzichte van de revisievergunning van 2 maart 1993 voorziet de bij het bestreden besluit verleende revisievergunning in een uitbreiding en een herinrichting van het bedrijfsterrein, de bouw en ingebruikname van een nieuw propaanvulstation, een toename van het aantal gasflessen dat binnen de inrichting wordt opgeslagen en in een vervanging van de bovengrondse propaantanks door twee ondergrondse tanks.
3. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] wonen in de directe nabijheid van de inrichting. Zij vrezen negatieve gevolgen te ondervinden van de voorgenomen uitbreiding en wijziging van de inrichting. Meer in het bijzonder stellen zij dat hun veiligheid onvoldoende is gewaarborgd, nu niet vast staat dat na de uitbreiding en wijziging van de inrichting aan de in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) gestelde normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kan worden voldaan. Daartoe hebben [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] het rapport "Beoordeling externe veiligheid [vergunninghouder] [locatie] te Bakel" van BK Milieuadvies van 19 juni 2015 overgelegd. Uit dat rapport blijkt volgens hen dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde risicoanalyse een onvolledig en onjuist beeld geeft van de risico’s voor omwonenden. [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] betogen dat zolang onduidelijk is of de risico’s voor de omgeving op juiste wijze in kaart zijn gebracht, van de vergunning geen gebruik zou mogen worden gemaakt. Derhalve dient het bestreden besluit volgens hen bij wijze van voorlopige voorziening te worden geschorst.
3.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vergt de beoordeling van het betoog van [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde risicoanalyse, gezien voornoemd rapport van BK milieuadvies, een onvolledig en onjuist beeld geeft van de risico’s voor omwonenden nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
3.2. Het college en [vergunninghouder] hebben ter zitting toegelicht dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning voorziet in een vervanging van de bovengrondse propaantanks door ondergrondse tanks, dat de ondergrondse tanks groter zijn dan de bovengrondse tanks, dat daardoor minder vullingen hoeven plaats te vinden, en dat het vulpunt in de nieuwe situatie verder van nabijgelegen woningen zal komen te liggen dan in de bestaande situatie. Volgens het college en [vergunninghouder] komen deze wijzigingen de veiligheid van omwonenden ten goede in vergelijking met de situatie waarvoor in 1993 vergunning is verleend. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding daaraan te twijfelen. Voorts stelt hij vast dat de raad van de gemeente Gemert-Bakel, teneinde de voorgenomen uitbreiding en wijziging van de inrichting ook planologisch mogelijk te maken, bij besluit van 5 juli 2012 het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied, herziening Bernhardstaat 25 in Bakel, [vergunninghouder]" heeft vastgesteld. Bij uitspraak van 5 maart 2014 in zaak nr. 201208219/1/R3 heeft de Afdeling de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2012 vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat uit de in die procedure overgelegde nadere risicoanalyses bleek dat de uitbreiding en wijziging van de inrichting niet zouden leiden tot een overschrijding van de in het Bevi gestelde normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze nadere risicoanalyses waren gebaseerd op het op dat moment beschikbare ontwerp van het thans bestreden besluit.
3.3. Gezien het voorgaande acht de voorzieningenrechter het voorshands niet aannemelijk dat de bij het bestreden besluit vergunde uitbreiding en wijziging van de inrichting ten opzichte van de in 1993 vergunde situatie leidt tot een onveiligere situatie. Evenmin acht hij het voorshands aannemelijk dat na deze uitbreiding en wijziging niet aan de in het Bevi gestelde normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kan worden voldaan. Hetgeen [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd over de veiligheidsrisico’s voor omwonenden biedt derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Voor zover [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] voorts hebben gesteld te vrezen voor onomkeerbare gevolgen indien van de bij het bestreden besluit verleende vergunning reeds gebruik zou worden gemaakt alvorens op de beroepen is beslist, overweegt de voorzieningenrechter dat het gebruik maken van een nog niet onherroepelijke vergunning voor risico van Marcogras komt. Indien de beroepen in de bodemprocedure gegrond zouden worden verklaard en het bestreden besluit zou worden vernietigd, kunnen [verzoeker sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] het college om handhaving verzoeken. De voorzieningenrechter ziet ook in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Roessel
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2015
457-732.