ECLI:NL:RVS:2015:2421

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
201505282/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bewoning van perceel ten dienste van recreatieterrein

In deze zaak hebben verzoekers A en B, wonend te Heijen in de gemeente Gennep, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Gennep. De besluiten, genomen op 16 december 2013, verplichtten verzoekers om binnen drie maanden gegevens aan te leveren die aantonen dat de bewoning van hun woning op perceel [locatie 1] ten dienste staat van het recreatieterrein op het aangrenzende perceel [locatie 2]. Bij niet-naleving werd een dwangsom van € 2.000,00 per week opgelegd, met een maximum van € 20.000,00. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Limburg heeft op 29 juni 2015 het beroep van verzoekers gegrond verklaard en de hoogte van de dwangsommen aangepast, maar verzoekers hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 juli 2015 het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van verzoekers om in hun woning te blijven wonen, vooral gezien de recente bevalling van verzoeker B en het gebrek aan vervangende woonruimte, zwaarder weegt dan het belang van het college. Het college had eerder de last opgelegd, en er was geen bewijs dat de projectontwikkelaar op korte termijn plannen had voor het recreatieterrein. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om een nieuwe begunstigingstermijn te verbinden aan het besluit van 16 december 2013, die verstrijkt zodra de Afdeling uitspraak doet in de bodemprocedure.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekers, die in totaal € 980,00 bedragen, en het griffierecht van € 248,00. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.

Uitspraak

201505282/2/A1.
Datum uitspraak: 21 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Heijen, gemeente Gennep,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 juni 2015 in zaken nrs. 15/1817 en 15/1818 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Gennep.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 16 december 2013 heeft het college [verzoeker A], onderscheidenlijk, [verzoeker B] onder oplegging van een dwangsom van € 2.000,00 per week, met een maximum van € 20.000,00, gelast binnen drie maanden na verzenddatum van het besluit gegevens aan te leveren bij de gemeente Gennep waaruit blijkt dat de huidige en toekomstige bewoning van de woning op het perceel [locatie 1] te Heijen, gemeente Gennep, (hierna: het perceel) ten dienste staat van het recreatieterrein op het aangrenzende perceel [locatie 2], ofwel ervoor te zorgen dat de huidige bewoning wordt gestaakt en gestaakt blijft.
Bij besluit van 14 augustus 2014 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de besluiten van 16 december 2013 voor wat betreft het beëindigen van de bewoning van de woning in stand gelaten.
Bij uitspraak van 29 juni 2015 heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 augustus 2014 vernietigd voor zover daarbij de hoogte van de opgelegde dwangsommen is gehandhaafd, de besluiten van 16 december 2013 herroepen voor zover deze betrekking hebben op de hoogte van de opgelegde dwangsommen, de hoogte van de door [verzoekers] te verbeuren dwangsom vastgesteld op € 2.000,00 per week, met een maximum van € 20.000,00 en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 14 augustus 2014.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juli 2015, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door G. Zoet, A.A.M. Pijnappels en mr. J. Hasper, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij besluit van 14 augustus 2014 heeft het college de aan de besluiten van 16 december 2013 verbonden begunstigingtermijnen verlengd tot zes weken na verzending van eerstgenoemd besluit. Het besluit van 14 augustus 2014 is op 20 mei 2015 verzonden. De voorzieningenrechter heeft de beslissing van de rechtbank zo begrepen dat één van de bij de besluiten van 16 december 2013 opgelegde lasten is herroepen, zodat voor [verzoekers] tezamen nog één van de bij de besluiten van 16 december 2013 opgelegde lasten geldt. De aan dat besluit verbonden begunstigingstermijn is op 1 juli 2015 verstreken. Op het moment van behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting hebben [verzoekers] twee dwangsommen van in totaal € 4000,00 verbeurd. De eerstvolgende dwangsom wordt, indien [verzoekers] niet aan de opgelegde last voldoen, op 22 juli 2015 verbeurd.
3. Het verzoek van [verzoekers] strekt ertoe aan de bij het besluit van 16 december 2013 opgelegde last een nieuwe begunstigingstermijn te verbinden die verstrijkt als de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
4. De voorzieningenrechter ziet, de betrokken belangen in aanmerking genomen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Daartoe overweegt hij het volgende.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [verzoekers] om in afwachting van de behandeling van het hoger beroep door de Afdeling in de woning op het perceel te blijven wonen, mede gelet op de omstandigheid dat [verzoeker B] onlangs vroegtijdig is bevallen en [verzoekers] niet beschikken over vervangende woonruimte, zwaarder weegt dan het belang van het college. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat de projectontwikkelaar, die, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, onlangs het recreatieterrein op het perceel [locatie 2] heeft gekocht, op korte termijn in het maken van plannen tot herontwikkeling van het recreatieterrein belemmerd zal worden door bewoning van de woning. Voorts is, mede gelet op de omstandigheid dat het college reeds op 16 december 2013 de last heeft opgelegd, anderszins evenmin gebleken dat het belang van het college bij het staken van bewoning van de woning op het perceel thans zodanig groot is dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gennep van 16 december 2013, kenmerk 2013/4808 een nieuwe begunstigingstermijn wordt verbonden die verstrijkt op het moment dat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Gennep tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Gennep aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Driel
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2015
414-789.