201503206/2/R2.
Datum uitspraak: 17 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Waarde, gemeente Reimerswaal,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, 2e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [partijen] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]) een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 juni 2015, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.C.M. van Gurp en M.J. van Belzen en P.G. Driesprong, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet onder meer in de toekenning van de aanduiding "dagrecreatie" en het toevoegen van een bouwvlak aan het perceel [locatie A], teneinde aldaar een ponyboerderij met een bijbehorende bedrijfswoning mogelijk te maken.
Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 2]
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan.
4. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid dan ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
5. Door [verzoeker sub 2] is niet betwist dat hij op ongeveer 5 km afstand woont van het plangebied en vanuit zijn perceel geen zicht heeft op het betrokken perceel of anderszins gevolgen van het plan zal kunnen ondervinden. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die met het plan op het door [verzoeker sub 2] bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de voorzieningenrechter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [verzoeker sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Naar aanleiding van de mededeling van [verzoeker sub 2] ter zitting dat hij ook voor de belangen van de burgers van Reimerswaal wilde opkomen, stelt de voorzieningenrechter vast dat uit de stukken niet blijkt dat hij beoogd heeft namens anderen beroep in te stellen of daarvoor door anderen te zijn gemachtigd. De voorzieningenrechter verwacht, gelet op het voorgaande, dat [verzoeker sub 2] in de hoofdzaak niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb zal worden aangemerkt en dat zijn beroep derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van het verzoek van [verzoeker sub 1]
6. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7. [verzoeker sub 1] woont op het perceel [locatie B] te Waarde. Met het verzoek beoogt hij te voorkomen dat, voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, op grond van het plan omgevingsvergunningen worden verleend voor de vestiging van een ponyboerderij en de bouw van een daarbij behorende bedrijfswoning op het perceel [locatie A] te Waarde. [partij], de eigenaar van het perceel [locatie A] te Waarde, heeft ter zitting verklaard dat hij geen omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zal aanvragen alvorens de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Onder deze omstandigheden en nu ook anderszins niet is gebleken dat met de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen zullen ontstaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening kan rechtvaardigen.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding om de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Voor een proces[verzoeker sub 1]veroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Plambeck
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2015
159-532.