ECLI:NL:RVS:2015:2343

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
201505009/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in omgevingsrechtelijke zaak met betrekking tot bouwvergunning te Austerlitz

Op 9 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoeker] en anderen, wonend te Austerlitz, tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2015. In deze uitspraak werd het beroep van [verzoeker] en anderen ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Zeist de omgevingsvergunning voor het oprichten van een woning en een bijbehorend bouwwerk aan [belanghebbende] in stand heeft gelaten.

De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 9 juli 2015, waar [verzoeker] en [verzoeker A] in persoon aanwezig waren, en het college vertegenwoordigd was door F.W.J. Verheul en ing. D.T. Melman, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat de realisering van het bouwplan al vergevorderd was en dat [belanghebbende] belang had bij het voltooien van de bouw. Tevens werd vastgesteld dat [verzoeker] en anderen niet voldoende belang hadden bij de stillegging van de werkzaamheden, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet gerechtvaardigd was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen, vooral voor [belanghebbende], die de bouw van de woning en het bijbehorend bouwwerk wil voortzetten. De uitspraak benadrukt ook de afweging die de voorzieningenrechter maakt tussen de belangen van de verzoeker en de voortgang van reeds begonnen bouwwerkzaamheden.

Uitspraak

201505009/2/A1.
Datum uitspraak: 9 juli 2015 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van: [verzoeker] en anderen, allen wonend te Austerlitz, gemeente Zeist, tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de
rechtbank Midden-Nederland (hierna: rechtbank) van 20 mei 2015 in zaak nrs. 15/1419 en 15/1429 in het geding tussen: [verzoeker] en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Zeist. Openbare zitting gehouden op 9 juli 2015 om 10:00 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman voorzieningenrechter griffier: mr. G.J. Deen Verschenen:
[verzoeker] en [verzoeker A], in persoon;
Het college, vertegenwoordigd door F.W.J. Verheul en ing. D.T Melman, beiden werkzaam bij de gemeente;.
[belanghebbende], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen. Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het college de bij besluit van 8 juli 2014, zoals gewijzigd bij besluit van 24 september 2014, aan [belanghebbende] verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een woning en een bijbehorend bouwwerk op het perceel [locatie] te Austerlitz in stand gelaten.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 20 mei 2015 van de rechtbank, waarbij het door van [verzoeker] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond is verklaard. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af. Daartoe overweegt hij het volgende. Het verzoek strekt ertoe dat in afwachting van het oordeel van de Afdeling in hoger beroep zodanige voorziening wordt getroffen, dat de bouwwerkzaamheden worden gestaakt. De realisering van het bouwplan is vergevorderd. [belanghebbende] heeft belang bij het voltooien van de bouw. Niet is gebleken dat [verzoeker] en anderen een zodanig belang bij stillegging van de werkzaamheden op dit moment hebben, dat dit het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding w.g. Borman w.g. Deen
voorzieningenrechter griffier 604.