ECLI:NL:RVS:2015:2331

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
201407440/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake ligplaatsen voor woonschepen in Zaanstad

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 juli 2015 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellant die in beroep was gegaan tegen een besluit van de raad van de gemeente Zaanstad. Het besluit, genomen op 17 oktober 2013, betrof de aanwijzing van ligplaatsen voor woonschepen. De rechtbank Noord-Holland had eerder, op 30 juli 2014, het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant stelde dat zijn ark, gelegen in het Zijkanaal D te Westzaan, ten onrechte niet als ligplaats was aangewezen.

De Afdeling heeft de zaak op 28 mei 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.G.P. Goudriaan, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. M.J.P. Kamp. De Afdeling overwoog dat de Woonschepenverordening Zaanstad 2010 een onderscheid maakt tussen woonschepen en waterwoningen. De appellant stelde dat zijn ark, die niet zelfstandig kan varen en sinds 1999 op dezelfde plek is afgemeerd, als waterwoning moet worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat de ark van de appellant inderdaad als bouwwerk in de zin van de Woningwet moet worden gekwalificeerd, waardoor de regels van de Woonschepenverordening niet van toepassing zijn.

Hierdoor was de appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat er geen belang was bij een inhoudelijke beoordeling. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201407440/1/A3.
Datum uitspraak: 22 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2014 in zaak nr. 13/5044 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Zaanstad.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft de raad ligplaatsen voor woonschepen aangewezen.
Bij uitspraak van 30 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.G.P. Goudriaan, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.P. Kamp, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Woonschepenverordening Zaanstad 2010 (hierna: de Woonschepenverordening) wordt in deze verordening verstaan onder:
a-c. (…)
d. aangewezen ligplaats: door de raad aangewezen kavel in het openbaar water, al dan niet met een op de oever aangewezen terrein of gedeelte daarvan, bestemd voor het permanent afmeren van een (bepaald soort) woonschip;
e-g. (…)
h. woonschip: woonark of woonboot, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een waterwoning;
i. woonark: drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw(en);
j. woonboot: drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip;
k. (…)
l. waterwoning: geheel of gedeeltelijk in of op het water gelegen object, niet zijnde een woonschip, uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, met zodanige (verankerings)voorzieningen dat op het object als bouwwerk de bij of krachtens de Woningwet geldende bepalingen van toepassing zijn.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, is het verboden in openbaar water met een woonschip ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, kan het college in afwijking van het verbod in artikel 3 op aanvraag aan een eigenaar vergunning verlenen om met een woonschip in openbaar water een aangewezen ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, wijst de raad ligplaatsen aan (aanwijzingsbesluit met bijbehorende kaart).
2. Ambtshalve wordt als volgt overwogen.
2.1. [appellant] is eigenaar van een ark in het Zijkanaal D aan de [locatie] te Westzaan. Bij het besluit van 17 oktober 2013, dat betrekking heeft op het Zijkanaal D, is de betrokken plek niet als ligplaats aangewezen. [appellant] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld opdat de plek alsnog als ligplaats wordt aangewezen, zodat hij of, na verkoop van de ark, een toekomstige andere eigenaar van de ark in aanmerking kan komen voor een ligplaatsvergunning voor het innemen van de plek.
2.2. De Woonschepenverordening maakt in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h en l een onderscheid tussen woonschepen en waterwoningen en bevat uitsluitend regels voor de eerste categorie. Blijkens de in de artikelonderdelen h en l opgenomen definities is het verschil tussen een woonschip en een waterwoning dat de laatste beschikt over "zodanige (verankerings)voorzieningen dat op het object als bouwwerk de bij of krachtens de Woningwet geldende bepalingen van toepassing zijn". Gelet hierop, is de Woonschepenverordening niet van toepassing op bouwwerken in de zin van de Woningwet, hetgeen in de toelichting op artikel 1 van de Woonschepenverordening uitdrukkelijk is bevestigd.
2.3. Het begrip bouwwerk is in de Woningwet noch in de inmiddels in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) omschreven. De Wabo beoogt, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming ervan (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, blz. 91 en 92), bij het begrip bouwwerk aan te sluiten zoals dat onder de Woningwet werd aangeduid. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 16 april 2014 in zaak nr. 201306684/1/A1, kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk ook bij toepassing van de Wabo aansluiting worden gezocht bij de modelbouwverordening, die een bruikbare omschrijving van het begrip bouwwerk omvat. Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren". Als een in of op het water gelegen object bedoeld is om ter plaatse als woning te functioneren, dan is die bedoeling doorslaggevend om het object als bouwwerk te kwalificeren, zoals volgt uit voormelde uitspraak van 16 april 2014.
2.4. Zoals de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld, kan de ark van [appellant] niet zelfstandig varen. Blijkens de foto’s in het dossier is de ark van [appellant] door middel van een loopplank verbonden met de oever en naar zijn constructie niet bestemd om te varen, maar voor verblijf ter plaatse. Zoals [appellant] heeft verklaard, is de ark aangesloten op het riool en voorzien van een huisnummer. Zoals [appellant] voorts heeft verklaard en de raad heeft bevestigd, is de ark sinds 1999 op de huidige plek afgemeerd en wordt de ark sindsdien bewoond. Gezien deze omstandigheden, is de ark bedoeld om ter plaatse als woning te functioneren. Derhalve is de ark een bouwwerk in de zin van de Woningwet en de Wabo. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h en l, van de Woonschepenverordening brengt dit met zich dat de woonark niet als woonschip, maar als waterwoning moet worden aangemerkt. Gelet hierop, is het in artikel 3, eerste lid, van de Woonschepenverordening neergelegde verbod om een ligplaats in te nemen, niet op de ark van toepassing, zodat daarvoor geen ligplaats krachtens artikel 5, eerste lid, van die verordening aangewezen hoeft te worden en geen vergunning krachtens artikel 4, eerste lid, van die verordening verleend hoeft te worden. [appellant] heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Borman w.g. De Vries
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015
582.