201503995/2/R6.
Datum uitspraak: 6 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Beemstergroen, gevestigd te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Beemster,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Benonistraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de stichting de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2015, waar de stichting, vertegenwoordigd door [voorzitter van de stichting], bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en de raad vertegenwoordigd door E. Kroese-Vrolijks en J.D. Haagsma, beiden werkzaam voor de gemeente, bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [directeur], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in woningbouw. Er zijn 42 woningen voorzien in het plan.
3. De stichting voert aan dat het plan in strijd is met de aanwijzing van De Beemster als werelderfgoed omdat het plan voorziet in verstedelijking in De Beemster. De stichting betoogt dat het huidige plan verschilt van twee woningbouwprojecten in de nabijheid van dit plangebied in Zuidoostbeemster bij de Notarisappelstraat en de Burgemeester Postmastraat waarover de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 15 oktober 2014, in zaak nrs. 201401232/1/R6 en 201401235/1/R6. Dit plangebied is groter en dit gebied is in het verleden nooit bebouwd geweest. De stichting betoogt voorts dat door dit plan een echt open gebied wordt aangetast en dat juist op deze plek de zichtlijnen en het historische geometrische inrichtingsplan worden aangetast.
3.1. Ingevolge artikel 2.13.2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) wordt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde aangewezen Werelderfgoed De Beemster, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op kaart 7.
In bijlage 8 behorend bij het Barro staat dat voor De Beemster de volgende kernkwaliteiten gelden:
1) Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de droogmakerij De Beemster, bestaande uit:
a) het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen;
b) de ringdijk en ringvaart (continuïteit en eenheid in vormgeving);
c) het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen;
d) bebouwing langs de wegen;
e) de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting;
f) de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens;
g) de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen;
h) de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster;
2) Grote openheid;
3) Voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam tevens van toepassing op het werelderfgoed De Beemster.
3.2. De woningbouwlocatie Benonistraat is gesitueerd naast de woningbouwlocatie Notarisappelstraat en in de directe nabijheid van de woningbouwlocatie Burgemeester Postmastraat. De woningbouwlocatie Notarisappelstraat voorziet in 31 woningen en de woningbouwlocatie Burgemeester Postmastraat voorziet in 34 woningen. Deze plannen en het huidige plan behoren tot het woningbouwontwikkelingsgebied "De Nieuwe Tuinderij". Onder meer de woningbouwlocaties Benonistraat, Notarisappelstraat en Burgemeester Postmastraat zijn in dat kader in samenhang door deskundigen beoordeeld.
In de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2014 heeft de Afdeling over de woningbouwprojecten in de Notarisappelstraat en de Burgemeester Postmastraat, mede op basis van deze integrale beoordeling door de deskundigen, geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de plannen voor de woningbouw niet zullen leiden tot een aantasting van het werelderfgoed.
De stichting erkent dat de plannen Benonistraat, Notarisappelstraat en Burgemeester Postmastraat vergelijkbaar zijn, maar ziet verschillen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leiden deze verschillen, wat daar ook van zij, echter niet tot een ander oordeel dan in de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2014. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat de raad ter zitting heeft gesteld dat de openheid en het zicht langs de wegen en het water hier een belangrijk kenmerk is en dat dit kenmerk behouden blijft. Dit komt de voorzieningenrechter niet onjuist voor. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat in de omgeving van dit plangebied thans bebouwing gerealiseerd wordt waardoor niet aannemelijk is dat door bebouwing op deze locatie de zichtlijnen worden aangetast. Voorts ontstaat door het situeren van de bouwvlakken ten opzichte van de wegen een gridpartroon waardoor niet aannemelijk is dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de kernkwaliteit bestaande uit het vierkante gridpatroon niet behouden blijft. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat, wat er ook zij van de grootte van en voormalige bebouwing in dit gebied in vergelijking met de Notarisappelstraat en de Burgemeester Postmastaat, niet aannemelijk is geworden dat de kernkwaliteiten zoals bedoeld in bijlage 8 bij het Barro niet worden behouden.
4. Voorts betoogt de stichting dat sprake is van strijd met de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld door provinciale staten van de provincie Noord-Holland bij besluit van 3 februari 2014 (hierna: PRV) omdat onvoldoende is onderzocht of het mogelijk is de voorziene woningbouw op een alternatieve locatie binnen bestaand bebouwd gebied te realiseren. In dit kader wijst de stichting op de Solarcampus in Purmerend en het Purmerbos.
4.1. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat binnen bestaand bebouwd gebied binnen de gemeente Beemster geen mogelijkheden zijn voor het realiseren van dit woningbouwproject. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de Solarcampus is gereserveerd voor bedrijven door de gemeente Purmerend en dat het Purmerbos is gereserveerd voor woningbouw door de gemeente Purmerend. De raad heeft derhalve alternatieve locaties onderzocht. Het betoog faalt reeds daarom.
5. De stichting betoogt dat te weinig concrete waarborgen uit het beeldkwaliteitsplan "De Nieuwe Tuinderij Zuidoostbeemster" van oktober 2007 in het plan zijn opgenomen teneinde aantasting van de kernkwaliteiten te voorkomen.
5.1. De raad voert aan dat als waarborg voor het behoud van de orthogonale structuur die kenmerkend is voor De Beemster langs de waterloop in het westen van het plangebied een strook grond is bestemd als "Groen". Daarnaast is in artikel 8, lid 8.2.2, onder h, van de planregels een bepaling opgenomen met betrekking tot de verkavelingsrichting. Deze waarborgen zijn vastgelegd om de instandhouding van het karakter van De Beemster te garanderen, aldus de raad.
5.2. Niet aannemelijk is dat de planregels die door de raad zijn vastgesteld als waarborg voor het behoud van de kernkwaliteiten onvoldoende zijn. In het plan zijn regels opgenomen over de locatie, de massa en het type woning. Ook is aan enkele plandelen die grenzen aan een woonbestemming de bestemming "Tuin" toegekend, hetgeen verdichting door bebouwing tegen gaat. Voorts staat het plan er niet aan in de weg dat huizen met steile daken worden gerealiseerd, hetgeen typerend is voor de regio. Voor zover architectonische eisen en welstand in het beeldkwaliteitsplan zijn genoemd, kunnen de vereisten niet in het plan worden geregeld. De raad heeft ter zitting toegelicht dat in het kader van de welstandstoets acht zal worden geslagen op het beeldkwaliteitsplan.
6. De stichting betoogt dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet niet kan worden verkregen. De stichting voert hiertoe aan dat in het onderzoek "Beschermde flora en fauna in 2010" uitgevoerd door F.M. van Groen en M. van Straaten (hierna: onderzoek uit 2010) niet is ingegaan op de gevolgen voor de kolonie dwergvleermuizen ten noorden van het plangebied.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen ontheffing op grond van van de Flora- en faunawet hoeft te worden verkregen. In dit kader heeft hij de notitie "Vleermuizen plangebied Benonistraat Zuidoostbeemster" van 12 juni 2015 (hierna: notitie) opgesteld door Grontmij overgelegd.
6.2. In de notitie staat dat aangezien uit het verkennend natuuronderzoek uit 2014 is gebleken dat het plangebied geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen bevat en geen vaste rust- en verblijfplaatsen en essentiële vliegroutes aanwezig zijn en er geen sterke lichtuitstraling naar de eventuele locatie van de kraamkolonie aan de overzijde van de weg zal plaatsvinden, aanvullend veldonderzoek naar vleermuizen niet noodzakelijk is om te kunnen vaststellen dat mogelijk buiten het plangebied aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen niet in hun functionaliteit worden aangetast. Van een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet ten aanzien van vleermuizen is derhalve geen sprake.
6.3. Wat er ook zij van hetgeen in het onderzoek uit 2010 is onderzocht, in de notitie is ingegaan op de gevolgen voor de kolonie dwergvleermuizen ten noorden van het plangebied. Gelet op de notitie is niet gebleken dat een ontheffing van de Flora- en faunawet moet worden verkregen omdat geen essentieel foerageergebied verloren gaat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is derhalve niet aannemelijk geworden dat het plan niet uitvoerbaar is.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Koeman w.g. Bosnjakovic
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2015
410-812.