ECLI:NL:RVS:2015:2256

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
201406870/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Onderdoorgang Leijenseweg, Bilthoven en verkeersafwikkeling

Op 15 juli 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Bilthoven, en de raad van de gemeente De Bilt. De zaak betreft het bestemmingsplan "Onderdoorgang Leijenseweg, Bilthoven", dat op 26 juni 2014 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat er onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersafwikkeling en de gevolgen van de afsluiting van de Leijenseweg tijdens de aanleg van de onderdoorgang.

De Afdeling heeft de zaak op 22 mei 2015 ter zitting behandeld. De appellant betoogde dat er geen tijdelijke gelijkvloerse overweg voor fietsers en voetgangers is opgenomen in het plan en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de verkeerssituatie tijdens de werkzaamheden. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de noodzaak van de onderdoorgang niet ter discussie staat en dat de huidige situatie bij de spoorwegovergang onhoudbaar is. De raad heeft ook gesteld dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de verkeersafwikkeling en dat de hulpdiensten de wijk De Leijen kunnen bereiken tijdens de werkzaamheden.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de besluitvorming van de raad zorgvuldig is geweest. De raad heeft in redelijkheid kunnen besluiten om geen tijdelijke overweg mogelijk te maken, waarbij niet alleen financiële argumenten zijn meegewogen. De Afdeling heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de raad van de gemeente De Bilt in stand blijft.

Uitspraak

201406870/1/R2.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bilthoven, gemeente De Bilt,
en
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Onderdoorgang Leijenseweg, Bilthoven" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2015, waar [appellant] in persoon en de raad, vertegenwoordigd door M. van Kordelaar,
ir. J.A.J. Kragting en mr. J.S. Makhan-Idu, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een onderdoorgang bij de spoorwegovergang bij de Leijenseweg te Bilthoven. Tevens voorziet het plan in een toekomstige rotonde op de kruising van de Leijenseweg met de 2e Brandenburgerweg en de aanleg van een bijpass aan de noordzijde van de Leijenseweg en de realisatie van een WADI (infiltratievoorziening voor regenwater) ten noorden van het spoor.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Verkeersafwikkeling
3. [appellant] betoogt dat in het plan ten onrechte niet de mogelijkheid is opgenomen voor het realiseren van een tijdelijke gelijkvloerse overweg voor fiets- en voetgangersverkeer en dat uitsluitend vanwege financiële redenen daaraan niet zal worden meegewerkt.
3.1. [appellant] betoogt dat er onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van het tijdelijk afsluiten van de gebiedsontsluitingsweg Leijenseweg en de overgang over het spoor in bijzonder voor de wijk De Leijen tijdens het realiseren van de onderdoorgang. [appellant] stelt dat in het verkeerscirculatieplan van onjuiste verkeerstellingen is uitgegaan. [appellant] stelt verder dat de Jan Steenlaan, die tijdens de afsluiting van de Leijenseweg als gebiedsontsluiting moet fungeren, te smal is en ook overigens niet geschikt is voor het verwerken van het verkeer. Dit geldt eveneens voor verschillende kruisingen. Hij betoogt dat onvoldoende is onderzocht of omleidingsroutes voor verkeer kunnen worden gerealiseerd.
3.2. [appellant] voert aan dat ten onrechte voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen risico-inventarisatie is uitgevoerd en dat er daarom geen afgewogen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Hij betoogt dat tijdens de realisering van de voorziene onderdoorgang onvoldoende maatregelen worden genomen die het risico reduceren. Door wegafsluitingen en de grote hoeveelheid verkeer kunnen verkeersongelukken ontstaan. Hij betoogt ten slotte dat door het afsluiten van één van de toegangswegen de bereikbaarheid voor hulpdiensten wordt beperkt.
4. De raad stelt voorop dat nut en noodzaak van het realiseren van de onderdoorgang bij de spoorwegovergang op de Leijenseweg niet in geschil zijn. Met de aanleg van de onderdoorgang bij de spoorwegovergang komt er een einde aan de lange wachttijden bij een van de drukste spoorwegovergangen uit de regio. Het spoor is gedurende 35 minuten per uur gesloten. Na enkele (bijna) incidenten was het voor een ieder duidelijk dat de bestaande situatie niet langer voldeed aan de huidige eisen met betrekking tot leefbaarheid en verkeersveiligheid. De nieuwe onderdoorgang zal, aldus de raad, zorgen voor een betere doorstroming en vooral veiligere verkeersafwikkeling ter plaatse.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het kader van de besluitvorming een afweging is gemaakt tussen de kosten, mogelijkheden en onmogelijkheden van een tijdelijke overweg en is besloten daaraan niet mee te werken. De raad heeft bij zijn besluitvorming in aanmerking genomen dat het realiseren van een tijdelijke en veilige overweg kostbaar is en dat daarvoor geen budget beschikbaar is. Voorts is het realiseren daarvan tijdrovend en zal dat vertragend werken ook omdat de treinen opnieuw moeten worden ingeregeld. Verder heeft ProRail al in een vroegtijdig stadium laten weten niet te willen meewerken aan een tijdelijke overweg met het oog op de veiligheid. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat voldoende onderzoek is verricht naar de tijdelijke gevolgen ook voor de bereikbaarheid van de wijk De Leijen tijdens het realiseren van de onderdoorgang en dat daaruit is gebleken dat in die periode de verkeersafwikkeling deugdelijk en veilig kan plaatsvinden langs een andere route. Ook met de hulpdiensten heeft overleg plaatsgevonden. Deze bevestigen dat zij tijdens de bouw van de onderdoorgang nog steeds binnen de wettelijke aanrijtijden de wijk De Leijen kunnen bereiken, aldus de raad.
5. Aan de gronden in het plangebied ter hoogte van het spoor is de bestemming "Verkeer-Railverkeer" met de aanduiding "tunnel" toegekend. Deze gronden zijn ingevolge de planregels uitsluitend bestemd voor railverkeer en ter plaatse van de aanduiding "tunnel" voor ondertunneling ten behoeve van verkeer. Het plan maakt geen tijdelijke overweg mogelijk.
6. De aanleg van de onderdoorgang zal ruim anderhalf jaar duren. In die periode zal de huidige gelijkvloerse kruising met het spoor en de Leijenseweg, de hoofdontsluitingsroute voor de wijk De Leijen, zijn afgesloten. In deze periode zal hinder worden ondervonden, maar het voorzieningenniveau wordt niet blijvend verstoord als gevolg van de tijdelijke situatie.
6.1. In een rapport van Grontmij "Simulatie rotonde Jan Steenlaan tijdens de aanleg spooronderdoorgang Leijenseweg" van 1 oktober 2013 is de verkeerssituatie onderzocht en geconcludeerd dat de bestaande infrastuctuur met een omleiding via de Soesdijkseweg en de Jan Steenlaan het extra verkeer kan opvangen. Er is een aantal knelpunten gesignaleerd en er zijn oplossingen hiervoor in het rapport benoemd. De raad heeft op 11 februari 2014 besloten in te stemmen met dit rapport en de realisatie van diverse kleinschalige verkeersmaatregelen op de Jan Steenlaan. De raad heeft onderkend dat op een aantal plaatsen de doorstroming van het verkeer kan verminderen en dat de Jan Steenlaan een aandachtspunt blijft op de route.
6.2. Vervolgens heeft uitwerking plaatsgevonden in een verkeerscirculatieplan voor de tijdelijke situatie waarin de bereikbaarheid van de wijk De Leijen zo goed mogelijk wordt gewaarborgd. Hierin zijn diverse omleidingsvarianten met elkaar vergeleken. De keuze is gevallen op variant G+. Deze variant gaat uit van het instellen van eenrichtingsverkeer in westelijke richting op de Jan Steenlaan tussen de Rembrandtlaan en Heidepark. Ook bevat deze variant eenrichtingverkeer op de Jan van Eijcklaan (zuidelijke richting) en op de Van Ostadelaan (westelijke richting). In het verkeerscirculatieplan is aangegeven dat het voordeel van deze variant ten opzichte van de andere varianten is dat het verkeer eerlijker verdeeld wordt over diverse straten zodat nergens de druk onevenredig toeneemt.
6.3. De raad heeft toegelicht dat in het verkeerscirculatieplan voor het vaststellen van de verkeersintensiteit gebruik is gemaakt van het regionaal verkeersmodel. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 3 december 2008 in de zaak nr. 200703693/1, geven modellen noodzakelijkerwijs een abstractie van de te verwachten werkelijkheid weer. De validiteit van een model wordt pas aangetast wanneer de uitkomsten te zeer afwijken van de redelijkerwijs te verwachten werkelijkheid. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersintensiteiten die voortvloeien uit het regionaal model afwijken van de redelijkerwijs te verwachten werkelijkheid en om die reden geen gebruik van het verkeersmodel kon worden gemaakt.
6.4. De resultaten van het onderzoek met betrekking tot de tijdelijke verkeerscirculatie De Leijen zijn besproken met ondermeer de betrokken hulpdiensten. Daarbij is onder meer gebleken dat tijdens de bouw van de onderdoorgang de wijk De Leijen binnen de wettelijke aanrijdtijden kan worden bereikt. Door de Veiligheidsregio Utrecht is desgevraagd andermaal aangegeven dat tijdens de aanleg van de onderdoorgang de wijk De Leijen voor hulpdiensten bereikbaar via de standaardroute die loopt via de Perenlaan en de Bongerdlaan en dat deze route op dit moment ook de standaardroute is.
7. Naar het oordeel van de Afdeling is de besluitvorming op dit punt zorgvuldig geweest en heeft de raad gelet op de uitgevoerde onderzoeken en hetgeen omtrent de kosten en de veiligheid van het aanleggen van een tijdelijke overweg is aangegeven in redelijkheid kunnen afzien van het mogelijk maken van een tijdelijke overweg.
Niet is gebleken dat daarbij uitsluitend financiële argumenten een rol hebben gespeeld.
8. De betogen falen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Ouwehand
voorzitter Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
224.