ECLI:NL:RVS:2015:2240

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
201406189/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunningverlening voor uitbreiding veehouderij en de gevolgen voor natuurgebieden

In deze zaak gaat het om een beroep van de Stichting Historisch Belang Noord Nederland en de Vereniging Natuur en Milieu Ureterp en omstreken tegen besluiten van het college van gedeputeerde staten van Fryslân. Het college had op 15 november 2013 een vergunning verleend voor de uitbreiding en wijziging van een veehouderij aan een specifieke locatie. Dit besluit werd gevolgd door een bezwaarprocedure, waarbij het college op 10 juni 2014 het bezwaar van de stichting niet-ontvankelijk verklaarde en het bezwaar van de vereniging ongegrond verklaarde. Hiertegen hebben de stichting en de vereniging beroep ingesteld.

De zaak werd behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij op 17 april 2015 een zitting plaatsvond. Het college heeft op 24 april 2015 de eerdere besluiten vervangen en opnieuw een vergunning verleend voor de veehouderij, waarbij de emissie van ammoniak werd berekend. De stichting en de vereniging hebben geen gronden aangevoerd tegen dit nieuwe besluit, wat leidde tot de conclusie dat zij geen bezwaren meer hadden. De Afdeling oordeelde dat het beroep tegen het besluit van 10 juni 2014 niet-ontvankelijk was, omdat dit besluit inmiddels was vervangen. De Afdeling verklaarde het beroep tegen het besluit van 24 april 2015 ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een beroep van rechtswege ook betrekking heeft op een besluit tot intrekking of vervanging van het bestreden besluit, mits partijen daarbij voldoende belang hebben. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de stichting en de vereniging geen kans maakten op een inhoudelijke beoordeling van hun beroep.

Uitspraak

201406189/1/R2.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Historisch Belang Noord Nederland en de vereniging Vereniging Natuur en Milieu Ureterp en omstreken, beide gevestigd te Ureterp, gemeente Opsterland,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2013, kenmerk 01085971, heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) verleend voor het uitbreiden en wijzigen van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 10 juni 2014, kenmerk 01132323, heeft het college het door de stichting en de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, voor zover dat door de stichting is gemaakt, en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben de stichting en de vereniging beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2015, waar het college, vertegenwoordigd door H. Denters en E. Bruin, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als partij gehoord.
Bij besluit van 24 april 2015, kenmerk 01213275, heeft het college de besluiten van 15 november 2013 en 10 juni 2014 vervangen, en heeft het aan [vergunninghouder] opnieuw een vergunning krachtens artikel 19d van de Nbw 1998 verleend voor het uitbreiden en wijzigen van een veehouderij aan de [locatie] te [plaats].
De stichting en de vereniging zijn in de gelegenheid gesteld op het besluit van 24 april 2015 te reageren. Bij brief van 13 mei 2015 hebben zij dit gedaan. Vervolgens heeft de Afdeling, deze brief in aanmerking genomen, het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Ingevolge het zesde lid staat intrekking of vervanging van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft.
2. Het besluit van 24 april 2015 wordt ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
Bij dit besluit heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens artikel 19d van de Nbw 1998 verleend voor 80 melkkoeien en 64 stuks jongvee met een totale emissie van 865,6 kg NH3/jr. Uit de bij het besluit behorende berekeningen volgt dat de emissie daarmee in vergelijking met de referentiesituatie afneemt met 0,2 kg NH3/jr en geen toename van de depositie plaatsvindt op de gevoelige habitattypen in het Natura 2000-gebied Wijnjeterper Schar.
De stichting en de vereniging hebben, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, in hun brief van 13 mei 2015 geen gronden tegen het besluit van 24 april 2015 aangevoerd. De Afdeling leidt hieruit af dat de stichting en de vereniging tegen dit besluit geen bezwaren hebben. Het van rechtswege ontstane beroep is derhalve ongegrond.
3. Het besluit van 10 juni 2014 is bij het besluit van 24 april 2015 vervangen. De Afdeling ziet in de brief van de stichting en de vereniging van 13 mei 2015 noch anderszins grond voor het oordeel dat de stichting en de vereniging nog enig belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep voor zover gericht tegen het inmiddels vervangen besluit van 10 juni 2014. De stichting en de vereniging hebben in hun brief volstaan met de stelling dat het college het door de stichting gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze niet-ontvankelijkverklaring is door de vervanging van het besluit echter komen te vervallen.
Het beroep tegen het besluit van 10 juni 2014 is wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 10 juni 2014, kenmerk 01132323, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 24 april 2015, kenmerk 01213275, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Michiels w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
343-732.