201500433/1/R1.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Venlo,
en
de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Venlo" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2015, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Bij uitspraak van 20 augustus 2014 in zaak nr. 201307309/1/R1 heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het besluit van 26 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Centrum Venlo" vernietigd, voor zover het betreft de aanduiding "horeca van categorie 2" voor het perceel [locatie].
Met de gewijzigde vaststelling van het plan heeft de raad onder meer beoogd dit vernietigde plandeel te herstellen. Daartoe heeft de raad aan het perceel [locatie] de aanduiding "horeca van categorie 3" toegekend.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met dit plandeel. Hij voert daartoe aan dat de raad ten onrechte het beleid heeft toegepast dat buiten het kernwinkelgebied geen toename van detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Ter zitting heeft [appellant] in dit verband aangevoerd dat zijn perceel deel uitmaakt van het kernwinkelgebied. Hij wenst dan ook een centrumbestemming of gemengde bestemming, met meer gebruiksmogelijkheden dan thans zijn toegestaan. Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat op het perceel, Monseigneur Nolensplein 63a, naast dienstverlening, wel detailhandel is toegestaan. Gelet hierop past de raad het beleid dat geen nieuwe detailhandel buiten het kernwinkelgebied wordt toegestaan niet consequent toe, aldus [appellant].
3.1. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat zijn perceel deel uitmaakt van het kernwinkelgebied, wordt verwezen naar de uitspraak van 20 augustus 2014, waarin de Afdeling heeft overwogen dat het perceel van [appellant] in de visie "Visie Stedelijk Centrum 2022" niet is aangemerkt als kernwinkelgebied en dat de raad zich gelet hierop terecht op het standpunt heeft gesteld dat het beleid zich verzet tegen het mogelijk maken van detailhandel op dit perceel.
[appellant] heeft op dit punt geen feiten of omstandigheden aangevoerd die niet reeds in de uitspraak van 20 augustus 2014 aan de orde zijn geweest die aanleiding geven voor een ander oordeel. Het betoog faalt.
3.2. Voorts heeft de Afdeling in de uitspraak van 20 augustus 2014 ten aanzien van het perceel Monseigneur Nolensplein 63a, waaraan in het besluit van 26 juni 2013 de bestemming "Dienstverlening" was toegekend, overwogen dat volgens de raad de detailhandel op de begane grond als zodanig had moeten worden bestemd. De Afdeling heeft, nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt had gesteld dan hij in het besluit van 26 juni 2013 had gedaan, en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, in deze uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Met de gewijzigde vaststelling van het plan heeft de raad ook beoogd dit vernietigde plandeel te herstellen. Daartoe heeft de raad aan het perceel Monseigneur Nolensplein 63a, naast de bestemming "Dienstverlening", tevens de functieaanduiding "detailhandel" toegekend.
3.3. De Afdeling stelt vast dat aan perceel Monseigneur Nolensplein 63a niet een centrumbestemming of gemengde bestemming is toegekend, zoals [appellant] voor zijn perceel wenst. Voorts overweegt de Afdeling dat de raad op het perceel Monseigneur Nolensplein 63a, gelet op de uitspraak van 20 augustus 2014 en conform het uitgangspunt van de raad dat bestaande functies als zodanig worden bestemd, de ter plaatse reeds bestaande detailhandel als zodanig heeft bestemd. Van een toename van detailhandel is in zoverre geen sprake. De Afdeling volgt [appellant] dan ook niet in zijn stelling dat de raad het beleid dat buiten het kernwinkelgebied geen toename van detailhandel mogelijk wordt gemaakt niet consequent heeft toegepast. Het betoog faalt.
4. [appellant] kan zich voorts niet verenigen met artikel 29, lid 29.2, van de planregels, ingevolge waarvan de bestemming "Horeca" onder omstandigheden kan worden gewijzigd in de bestemming "Wonen". [appellant] betoogt dat hij door deze wijzigingsbevoegdheid onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
4.1. De Afdeling overweegt dat gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde niet kan worden aanvaard dat nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke bestreden besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht.
De Afdeling stelt vast dat genoemde wijzigingsbevoegdheid ook in het oorspronkelijk bestreden besluit van 26 juni 2013 was neergelegd. Derhalve had de beroepsgrond tegen deze wijzigingsbevoegdheid reeds in de procedure tegen dat besluit naar voren kunnen worden gebracht. Dit betekent dat deze beroepsgrond buiten inhoudelijke bespreking blijft. Het betoog faalt.
5. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
418.