201409557/2/R3.
Datum uitspraak: 3 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Casteren, gemeente Bladel,
en
de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan en exploitatieplan "Kerkeneind-Wagenbroeken Casteren" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 juni 2015, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.A. van der Heijden, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hera Investments B.V., vertegenwoordigd door A.H.J. van der Putten, gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in het realiseren van maximaal 50 grondgebonden woningen langs het Kerkeneind en de Wagenbroeken te Casteren.
3. Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen is gedaan na de inwerkingtreding van het plan. Nu is begonnen met het bouwrijp maken van de gronden binnen het plangebied tracht [verzoeker] met zijn verzoek om voorlopige voorziening te voorkomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen in de nabijheid van zijn dierenpension op het perceel [locatie] te Casteren zal worden verleend.
Ter zitting heeft de raad aangegeven dat het mogelijk is dat voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak de desbetreffende omgevingsvergunningen ten behoeve van het realiseren van de in het plan voorziene woningen worden aangevraagd en verleend. Nu het plan in werking is getreden en dergelijke omgevingsvergunningen kunnen worden verleend, is, anders dan de raad meent, met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid. Dat in de contracten ten behoeve van de uitgifte van de kavels waarop de woningen zijn voorzien, een ontbindende voorwaarde wordt opgenomen dat het plan eerst onherroepelijk dient te worden voordat kan worden gebouwd, maakt dit niet anders.
4. [verzoeker] vreest als gevolg van het plan voor zijn huidige en toekomstige bedrijfsvoering van het dierenpension. De in het plan voorziene woningbouwlocaties zijn volgens hem gelet op de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure) op te korte afstand van zijn perceel gesitueerd. [verzoeker] betoogt dat de afstand tot aan de nieuwe woningen vanaf zijn perceelgrens moet worden gemeten en niet vanaf zijn bedrijfsbebouwing. Het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woningen en in de tuinen daarvan wordt wat betreft de aspecten geur en geluid onvoldoende gewaarborgd, aldus [verzoeker]. [verzoeker] vreest als gevolg hiervan voor beperkingen dan wel maatregelen voor zijn dierenpension.
4.1. De raad stelt dat de afstand van het dierenpension tot de in het plan voorziene woningen vanaf de huidige bedrijfsbebouwing is gemeten, nu deze bebouwing niet meer kan worden uitgebreid vanwege de geluidbelasting op de gevel van de bestaande woning aan de Wagenbroeken 10. De raad verwijst in dit verband naar de verrichte akoestische onderzoeken en naar de milieuvergunning voor het dierenpension van 2 oktober 2006 (hierna: de milieuvergunning).
4.2. [verzoeker] exploiteert sinds 2001 een dierenpension op het perceel [locatie]. Dit perceel valt onder het bestemmingsplan "Buitengebied Bladel 2014" zoals vastgesteld door de raad op 13 maart 2014, waar het de bestemming "Maatschappelijk" met de functieaanduiding "dierenpension" heeft. Over het gehele perceel is een bouwvlak gelegen. In de planregels behorende bij de bestemming "Maatschappelijk" met de functieaanduiding "dierenpension" staat dat de daaronder vallende gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van een dierenpension. In de planregels worden geen verdere (beperkende) regels gegeven ten aanzien van het gebruik als dierenpension. De voor het dierenpension verleende milieuvergunning ziet op 150 honden, 30 katten en 5 paarden.
De gronden direct ten noorden van het perceel van [verzoeker] hebben de bestemming "Wonen - 2", alwaar het plan voorziet in maximaal negen woningen. De gronden ten westen van dit perceel hebben de bestemming "Woongebied", alwaar het plan voorziet in maximaal 37 woningen.
4.3. De VNG-brochure gaat voor dierenpensions bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk of rustig buitengebied’ uit van een richtafstand van 30 m ten aanzien van het aspect geur en van 100 m voor het aspect geluid. Bij het aspect geluid staat dat bij deze bedrijven de voor geluid bepalende activiteiten meestal continu (dag en nacht) plaatsvinden.
Tussen partijen is in geschil welk uitgangspunt moet worden gehanteerd wat betreft het meten van de afstand tussen het dierenpension en de in het plan voorziene woningen. [verzoeker] betoogt dat vanaf zijn perceelgrens dient te worden gemeten, waarbij de dichtstbijzijnde voorziene woning op 12,5 m hiervan is gelegen. Volgens de raad mag vanaf de thans aanwezige bedrijfsbebouwing van het dierenpension worden gemeten, waarbij de dichtstbijzijnde voorziene woning op 33 m afstand is gesitueerd. Het aspect geur levert dan ook gelet op de richtafstanden in de VNG-brochure geen belemmeringen op, aldus de raad. Niet in geschil is dat wat betreft het aspect geluid niet is voldaan aan de richtafstand zoals genoemd in de VNG-brochure. De raad heeft echter op basis van de verrichte akoestische onderzoeken gemeend hiervan te kunnen afwijken.
4.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen gelden de afstanden die in de VNG-brochure worden aanbevolen in beginsel tussen de perceelgrens van een bedrijf en de gevel van de woning die is gelegen in een rustige woonwijk (vgl. onder meer de uitspraak van de Afdeling van 10 september 2014 in zaak nr. 201208940/1/R3). Zoals hiervoor uiteengezet laat het vigerende bestemmingsplan voor het perceel [locatie] het toe dat het gehele perceel kan worden gebruikt ten behoeve van het dierenpension. In de milieuvergunning wordt uitgegaan van de bedrijfsvoering van het dierenpension zoals deze thans aanwezig is op het perceel [locatie]. Uit de milieuvergunning noch de bijbehorende voorschriften volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de bedrijfsvoering van het dierenpension daarmee ook beperkt is tot het huidige gebruik van het perceel. Het gebruik van de gronden behorende bij dit perceel voor bijvoorbeeld speelweides voor de aanwezige honden wordt in de milieuvergunning niet genoemd en wordt in het bestemmingsplan toegestaan.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter op voorhand niet overtuigd dat de bedrijfsvoering van [verzoeker] is beperkt tot de thans aanwezige bedrijfsbebouwing op het perceel [locatie]. Het is dan ook niet uitgesloten dat de overige gronden behorende bij dit perceel kunnen worden gebruikt ten behoeve van het dierenpension. De raad heeft derhalve de maximale planologische mogelijkheden voor het dierenpension van [verzoeker] ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling van de aspecten geluid en geur. Daardoor is de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het plan voorziene woningen in de nabijheid van dit dierenpension thans niet afdoende inzichtelijk gemaakt.
4.5. Nu ter zitting is gebleken dat het mogelijk is dat omgevingsvergunningen ten behoeve van de in het plan voorziene woningen worden verleend voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van alle betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij de door de raad ter zitting overgelegde tekening, waarop de milieugevoelige voorziene woningen in de nabijheid van het dierenpension van [verzoeker] zijn aangeduid. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat de hoofdzaak in september op zitting zal worden behandeld.
5. De raad dient op de hierna te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bladel van 25 september 2014, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen - 2" en "Woongebied", zoals nader aangeduid op kaart 1;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Bladel tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoekster B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Bladel aan [verzoeker A] en [verzoekster B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Verhoeven
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2015
690.