ECLI:NL:RVS:2015:2184

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
201504856/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in planschadezaak tussen gemeente Coevorden en R.M. Project B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 juli 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Coevorden in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 19 mei 2015 geoordeeld dat het college een tegemoetkoming in de planschade van € 25.909,09 moest toekennen aan R.M. Project B.V., die in liquidatie is. Dit besluit volgde op een eerdere afwijzing van een verzoek om planschadevergoeding door het college op 5 oktober 2007 en een ongegrond verklaard bezwaar op 25 oktober 2011.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 29 juni 2015. Het college voerde aan dat er een restitutierisico bestaat, omdat R.M. Project B.V. failliet is verklaard en de vennootschap aan wie de vordering is verpand ook failliet is. Dit zou betekenen dat als het college de tegemoetkoming uitbetaalt en de uitspraak in hoger beroep wordt vernietigd, het college mogelijk niet kan terugvorderen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het college een zwaarwegend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening, gezien de onzekerheid over de uitkomst van het hoger beroep. Daarom werd besloten dat het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201504856/2/A2.
Datum uitspraak: 3 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Coevorden om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2015 in zaak nr. 11/764 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid R.M. Project B.V. in liquidatie (voorheen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ermerzand B.V.), gevestigd te Emmen,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2007 heeft het college een verzoek van Ermerzand B.V. om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft het college het door R.M. Project B.V. daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 mei 2015 heeft de rechtbank het door R.M. Project B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 oktober 2011 vernietigd en zelf voorziend bepaald dat het college aan R.M. Project B.V. een tegemoetkoming in de planschade dient toe te kennen van € 25.909,09, vermeerderd met de wettelijke rente van 12 december 2005 tot en met de dag van betaling.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juni 2015, waar het college, vertegenwoordigd door drs. Hennessy-Jager, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt er toe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college, in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep, geen uitvoering hoeft te geven aan de in hoger beroep aangevallen uitspraak. Het college voert daartoe aan dat er een restitutierisico bestaat indien zij tot uitbetaling van de tegemoetkoming van planschade overgaat, nu R.M. Project B.V. failliet is verklaard en [bedrijf], aan welke vennootschap R.M. Project B.V. de vordering ter grootte van het ten titel van planschade door het college toe te kennen bedrag heeft verpand, eveneens failliet is verklaard.
2.1. Indien het college gevolg geeft aan de aangevallen uitspraak en tot uitbetaling overgaat van de door de rechtbank vastgestelde tegemoetkoming, dan kan deze tegemoetkoming in het geval de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, mogelijk niet meer aan het college worden gerestitueerd vanwege de omstandigheid dat R.M. Project B.V. is ontbonden door opheffing van een eerder uitgesproken faillissement wegens gebrek aan baten en [bedrijf] failliet is verklaard.
Voorshands is niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven, nu het college gemotiveerd heeft aangevoerd dat de rechtbank de waarde van de gronden onder het oude planologische regime op onjuiste wijze heeft bepaald en het door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak uitgebrachte rapport van 18 februari 2014 op onjuiste wijze heeft uitgelegd.
Gelet hierop heeft het college een zwaarwegend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening.
3. De voorzieningenrechter ziet gelet op de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Poot
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2015
362-809.