ECLI:NL:RVS:2015:2181
Raad van State
- Wraking
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de verzoeker, wonend te [woonplaats], op 1 juli 2015 een verzoek ingediend tot wraking van mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer van de Raad van State, die belast was met de behandeling van zijn hoger beroep (zaaknummer 201409442/1/A3). De verzoeker stelde dat de staatsraad door zijn wijze van bejegening tijdens de zitting de schijn van partijdigheid had gewekt. Hij voerde aan dat er een negatief beeld van hem was ontstaan door zijn conflict met medewerkers van de Afdeling bij de staatsraad, wat leidde tot een vijandige houding van de staatsraad tijdens de zitting. De verzoeker vond het schokkend dat er beveiliging was geregeld tijdens de zitting, wat hij als stigmatiserend en criminaliserend beschouwde.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juni 2015 het wrakingsverzoek ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De verzoeker heeft echter geen voldoende onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de staatsraad vooringenomen was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond.
De aanwezigheid van beveiliging in de zittingszaal werd door de Afdeling niet als een feit of omstandigheid beschouwd die de onpartijdigheid van de staatsraad in gevaar bracht. De Afdeling concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de staatsraad het hoger beroep van de verzoeker op een vooringenomen wijze had behandeld. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015, door de voorzitter mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, samen met de leden mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J. Kramer, in tegenwoordigheid van griffier mr. B. Nell.