ECLI:NL:RVS:2015:2181

Raad van State

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
201409442/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de verzoeker, wonend te [woonplaats], op 1 juli 2015 een verzoek ingediend tot wraking van mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer van de Raad van State, die belast was met de behandeling van zijn hoger beroep (zaaknummer 201409442/1/A3). De verzoeker stelde dat de staatsraad door zijn wijze van bejegening tijdens de zitting de schijn van partijdigheid had gewekt. Hij voerde aan dat er een negatief beeld van hem was ontstaan door zijn conflict met medewerkers van de Afdeling bij de staatsraad, wat leidde tot een vijandige houding van de staatsraad tijdens de zitting. De verzoeker vond het schokkend dat er beveiliging was geregeld tijdens de zitting, wat hij als stigmatiserend en criminaliserend beschouwde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 juni 2015 het wrakingsverzoek ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De Afdeling overwoog dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De verzoeker heeft echter geen voldoende onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat de staatsraad vooringenomen was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond.

De aanwezigheid van beveiliging in de zittingszaal werd door de Afdeling niet als een feit of omstandigheid beschouwd die de onpartijdigheid van de staatsraad in gevaar bracht. De Afdeling concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de staatsraad het hoger beroep van de verzoeker op een vooringenomen wijze had behandeld. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015, door de voorzitter mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, samen met de leden mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J. Kramer, in tegenwoordigheid van griffier mr. B. Nell.

Uitspraak

201409442/2/A3.
Datum beslissing: 1 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
[verzoeker] heeft verzocht om wraking van mr. C.H.M. van Altena (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201409442/1/A3.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft op 25 juni 2015 het wrakingsverzoek ter zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Aan het verzoek om wraking heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat de staatsraad door de wijze van bejegening op de zitting de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Hij stelt dat door zijn conflict met medewerkers van unit A3 van de Afdeling bij de staatsraad een negatief beeld van hem is ontstaan. Dit leidt hij af uit het feit dat de staatsraad zich, naar hij stelt, tijdens de zitting op bepaalde momenten jegens hem vijandig opstelde en hem afkapte als hij iets wilde zeggen. Volgens [verzoeker] heeft de staatsraad de mondelinge behandeling van zijn zaak er binnen een kwartier doorheen gejaagd. Voorts heeft hij aangevoerd dat hij het schokkend acht dat de staatsraad beveiliging heeft geregeld tijdens de zitting. Hij stelt hierdoor te worden gestigmatiseerd en gecriminaliseerd.
3. Het aangevoerde heeft betrekking op de wijze van bejegening bij de behandeling van het hoger beroep van [verzoeker] op de zitting door de staatsraad en op de aanwezigheid van beveiliging in de zittingszaal.
De leiding van de zitting berust op grond van artikel 8:61 van de Awb bij de staatsraad. [verzoeker] stelt door het verloop van de zitting de indruk te hebben gekregen dat bij de staatsraad een negatief beeld van hem bestaat. In hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd wordt geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat de staatsraad het hoger beroep van [verzoeker] ter zitting heeft behandeld op een wijze die blijk geeft van vooringenomenheid, dan wel aanleiding geeft voor de objectief gerechtvaardigde vrees dat de staatsraad het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep niet met de vereiste onpartijdigheid zal beoordelen.
De omstandigheid dat tijdens de zitting beveiliging in de zaal aanwezig was, heeft betrekking op de wijze waarop de staatsraad de orde op de zitting heeft vormgegeven en kan als zodanig geen feit of omstandigheid opleveren op grond waarvan geoordeeld moet worden dat sprake is van vooringenomenheid dan wel de gerechtvaardigde vrees daarvoor.
4. Het verzoek wordt afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Nell, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nell
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015
597.